Tweejarig meisje herinnert zich haar geboorte
Hermione Baker, Londen
De kleine Hermione, vernoemd naar haar peettante, een beroemde actrice, heeft duidelijke herinneringen aan haar eigen geboorte. Zij omschrijft het geboren worden aan haar moeder Anne als heel lawaaierig en vermoeiend. In de eigen kindertaal van het kind: 'Toen ik werd geboren, was het heel donker en hoorde ik heel harde geluiden. Ik was heel moe.'
Hermione beweert dat ze bij Jezus was voordat ze werd geboren. Ze zegt: 'Maar Hij ging weg. Ik wist niet waar Hij heen ging, en Hij heeft het ook niet verteld.'
Ze herinnert zich de dagen en maanden voor haar geboorte, toen ze in haar moeders schoot groeide, en haar bewuste herinnering gaat zelfs verder terug naar een vorig leven waarin twee kleine jongens haar speciale vriendjes waren.
Volgens Hermione was het terwijl ze in haar moeders buik wachtte om geboren te worden niet zo donker als tijdens haar geboorte, maar ze herinnert zich wel de geluiden van buiten, die tot in de baarmoeder doordrongen. Ze zegt: 'Het was goud en licht, maar rumoerig als tjoek-tjoek', en ze kon haar moeder horen praten. Toen Hermione's moeder, die ook actrice is, op een dag een script aan het doornemen was, stelde Hermione plotsklaps: 'Ik ben in mijn leven.' Haar moeder was compleet verrast. Het kind voegde eraan toe: 'Ik ben in de hele wereld.' Anne zegt dat deze opmerkingen als het ware uit de lucht kwamen vallen, zonder dat daaraan iets van een gesprek was voorafgegaan. Het kind leek in een staat van verwondering en gelukzaligheid te verkeren. Landkaarten hebben op Hermione een vreemde aantrekkingskracht en ze heeft kennelijk een aangeboren gevoel voor geografie. Het was in januari 1982 dat ze voor het allereerst een landkaart zag toen haar moeder ergens in een lade een oude wereldkaart vond. Om haar dochter een poosje zoet te houden, liet Anne haar de kaart zien om haar een idee te geven hoe de wereld eruitziet. Ze spreidde de kaart uit op de salontafel, maar voordat ze iets had kunnen zeggen wees Hermione op NoordAmerika en zei: 'Daar Amerika. Daar peetmamma woont.' Haar peettante woont inderdaad in New York. Anne wees Kenya op de kaart aan en prompt zei Hermione: 'Dat in Afrika.' Anne was hierdoor totaal verbijsterd, omdat ze het woord Afrika nog nooit genoemd had. Ongeveer een maand na het voorval met de kaart, las Anne Alice in Wonderland voor aan haar dochtertje. Anne herinnert zich: 'Ze luisterde heel aandachtig, maar ik kon me niet indenken dat ze echt begreep wat ze hoorde. Toen ik had gelezen: "De rups rookte een hookah" (noot vert.: een oosterse waterpijp), vroeg ik haar of ze wist wat een hookah was. Zelfverzekerd antwoordde Hermione: "Weet ik.'" Enigszins sceptisch vroeg Anne haar: 'Wat is dat dan?' Hermione antwoordde: 'Is een pijp', alsof ze zich verwonderde over haar moeders onwetendheid. Anne zegt van zichzelf dat ze agnostica is, en zeer sceptisch over reïncarnatie, maar ze geeft toe dat ze aan het twijfelen wordt gebracht door Hermione's begrip van zaken, dat niet past bij haar leeftijd.
Hermione's vader, die advocaat is, interesseert zich voor de kwestie. Hij is praktizerend lid van de Anglicaanse kerk, en net zoals Anne gaat hij niet zomaar uit van veronderstellingen. Hij weet niet goed wat hij aan moet met Hermione's uitingen. Anne zegt dat haar man gewoon niet weet wat er allemaal achter steekt. 'Het vraagt heel wat om hem in dit soort zaken te overtuigen, maar hij moet toegeven het gevoel te hebben dat er duidelijk iets vreemds schuilgaat achter de wijze waarop hun dochtertje zoveel dingen weet, die haar nooit geleerd zijn.'
Normaal gesproken koopt Anne altijd diepvrieserwtjes, maar op een dag passeerde ze een groentewinkel en zag ze verse erwtjes liggen. Ze dacht dat het een goed idee was er wat van te kopen, en thuis Hermione te laten zien hoe ze erwtjes moest doppen. Anne zegt: 'Het was eigenlijk meer bedoeld om haar iets te doen te geven.' Naar Anne's idee vormde het erwtjesdoppen een welkome afwisseling met het kneden van de eindeloze rijen kleverige hoopjes deeg, die Hermione trots haar 'koekjes voor de oven' noemde. Anne haalde de erwtjes uit de zak en stond op het punt Hermione te vertellen wat ze waren, omdat ze zeker wist dat het kind nog nooit verse erwtjes had gezien, maar voordat ze een woord had kunnen zeggen, kraaide het kind: 'Mmm, lekker, doperwtjes! Ik heb al zo lang geen erwtjes meer gedopt.' Anne weet zeker dat Hermione nog nooit van haar leven erwtjes gedopt heeft. Het kind zei: 'Als ik de erwtjes ga doppen heb ik een vergiet nodig.' Dit amuseerde haar moeder, want het woord vergiet maakte absoluut geen deel uit van de woordenschat van het kind. 'Ik realiseerde me niet eens dat ze het woord ooit had gehoord, laat staan dat ze wist waarvoor een vergiet werd gebruikt, maar ze deed haar schortje voor, rolde haar mouwen op en ging aan het werk alsof ze haar hele leven niets anders had gedaan. Ze wist precies wat ze moest doen, zonder dat ik een woord hoefde te zeggen.' Op een dag zat Hermione lustig tegen haar moeder te babbelen over een paar van haar vriendinnetjes. Ze vertelde een grappige gebeurtenis, die zich recent had voorgedaan. Bij die gelegenheid vroeg Anne of Hermione ook al vriendjes had. Daaruit ontstond het volgende gesprek tussen Hermione en Anne. Hermione: (als reactie op de vraag van haar moeder over vriendjes) Heb ik niet. Heb ik. Die jongetjes zijn al dood. Die zijn al van mij doodgegaan.
Anne: (Noot vert.: In de Engelse tekst worden de woorden 'died' (gestorven) en 'cried' (gehuild) begrijpelijkerwijs, door hun zelfde klank, verwisseld). Huilden die?
Hermione: Nee, ze stierven.
Anne: Wie stierf?
Hermione: Die jongetjes die mijn vriendjes waren. Die twee jongens.
Anne: Heb je vriendschap gesloten met twee jongetjes?
Hermione: En die zijn al doodgegaan.
Anne: De vriendschap is doodgegaan?
Hermione: Nee. Anne: Nee?
Hermione: Die jongetjes waarmee ik vriendjes was.
Anne: Wat is daarmee?
Hermione: Dood.
Anne: Hoe gingen ze dan dood?
Hermione: Ze vielen in het water en een haai heeft ze opgegeten.
Anne: Jeetje! Dus die komen niet meer?
Hermione: Nee.
Anne: Wie heeft je dat verteld?
Hermione: Niet de kleine jongetjes geen een.
Anne: Is dat verhaal echt waar?
Hermione: Mmmm.
Anne: Heb je ze sindsdien gezien?
Hermione: Mmmm. De haai kwam en at ze op en ikke zag hem erin gaan en ik viel er niet in. Anne: Gebeurde dat toen je aan het zwemmen was?
Hermione: Nee.
Anne: Hermione, volgens mij zitje de hele boel te verzinnen!
Anne vertelde dat ze Hermione eigenlijk niet graag zo recht op de man af wilde uithoren, maar dat ze door de vreemde flitsen van vervlogen herinneringen die het kind ervoer, bedacht dat ze een paar testvragen zou stellen om te zien wat haar dochters reactie zou zijn.
Het volgende is een verslag van dat experiment. Anne vraagt zich af of het geheel niet meer is dan een schattig kindergebabbel, of dat er meer achter steekt.
'Ik weet eigenlijk niet wat ik ervan moet denken', zegt Anne. 'Het is me opgevallen dat ze een regelmatig terugkerende fascinatie heeft voor haaien, hoewel ze nog nooit een echte haai heeft gezien.'
Anne: Sommige mensen geloven dat zij al een keertje eerder geleefd hebben. Ik geloof dat niet echt, jij wel?
Hermione: Ik wel.
Anne: Waar woonde je dan'?
Hermione: In Londen.
Anne: Wanneer? Nu?
Hermione: Lang geleden.
Anne: Wat voor kleren droeg je?
Hermione: Zoals nu. (Ze had een kort wit jurkje aan.)
Anne: Precies hetzelfde of langer?
Hermione: Langer.
Anne: Wie was je?
Hermione: Een dame.
Anne: Een 'lady of leisure' (niet werkende dame)?
Hermione: Ik was een 'lady of pleasure!' (meisje van plezier).
Anne: Was je getrouwd?
Hermione: Ja.
Anne: Had je ook kinderen?
Hermione: Ja.
Anne: Hoeveel dan?
Hermione: Zeventien.
Anne: Woonde je de hele tijd in Londen?
Hermione: In Londen en in Northland. Anne: Wat deed je in Northland?
Hermione: Ik was half man en half vrouw en ik was op een boot en ik werd door een haai opgegeten!
Hermione's moeder Anne is nogal neutraal wanneer het haar dochters herinneringen aan verre levens en haaien betreft. 'Wie kan zeggen wat het betekent?' zegt ze.
Hermione is een gezonde stralende kleuter, een beetje mollig en heel mooi om te zien, met grote blauwe ogen en steil blond haar. 'Ze is dol op eten', merkt haar moeder op, 'en ze eet letterlijk alles, zelfs onze dure Stilton kaas. Het is een schatje en we zijn dol op haar.'
Anne herinnert zich dat ze Hermione, die toen net een jaar was, een keer bij zich had toen ze bij het plaatselijke postkantoor postzegels ging kopen. Terwijl ze in de rij stonden te wachten kwam een compleet onbekende persoon op hen af, wees op de baby en zei: 'Dat kleintje is al eens eerder hier geweest. Kijk maar eens naar dat gezichtje. Ze heeft het allemaal al eerder meegemaakt.' Anne zegt: 'Op dat moment sloeg ik daar geen acht op, maar zoveel kleine voorvalletjes zetten me wel aan het denken.'
Meisje herinnert zich door een vorige moeder te zijn geslagen
Mandy Hartley, Maidstone
Vanaf het moment dat Mandy werd geboren, was ze een alerte en slimme baby, heel bewust van alles wat zich om haar heen afspeelde. Haar moeder, Susan, zegt: 'Vlak nadat ze was geboren kreeg ik haar aangereikt. Ik nam haar in mijn armen en niet alleen deed ze haar oogjes open en keek me recht aan, maar het leek waarachtig alsof ze me aankeek met een blik die wilde zeggen: "Wie ben jij?'"
Tijdens de daaropvolgende dagen in het ziekenhuis was Susan steeds weer verbaasd over de reacties van haar pasgeboren baby. Het wezentje leek alles wat er tegen haar werd gezegd te begrijpen. Haar moeder weet nog goed: 'Haar gezichtje had zo'n wijze uitdrukking, net alsof ze de hele routine van het babyzijn al van a tot z kende.' Susan weet nog dat haar schoonmoeder in het ziekenhuis op kraamvisite kwam. Toen ze Mandy voor het eerst zag waren haar woorden: 'Jij bent een wijsneusje, jij bent al eerder op deze aarde geweest.'
Toen Mandy tweeëneenhalf was, haalde ze op een dag in de keuken kattekwaad uit. Susan kwam de keuken in en vond haar dochter op de grond, van top tot teen onder de slagroom, midden tussen een aantal half opgegeten taartjes, waarvan zij alle room had gesnoept, voorzover het niet in haar haar, haar gezicht en op haar handjes en armen zat, om maar niet te spreken van haar kleren. Susans eerste reactie was in lachen uit te barsten, maar toen ze was uitgelachen en aan de gebakjes dacht werd ze heel begrijpelijk ook een beetje boos. Ze deed een poging het kind een standje te geven en stond op het punt haar uit te leggen dat het ongevraagd pakken van gebakjes niet bepaald netjes was, toen Mandy, die heel goed besefte dat haar moeder boos was en de bui al voelde hangen, kraaide: 'Ik vertel het lekker toch aan mijn moeder.' Susan stond paf toen ze dat hoorde. 'Maar ik ben toch je mamma', zei ze. Mandy antwoordde: 'Ik bedoel mijn andere mamma.' Toen haar moeder vroeg wat ze bedoelde, antwoordde Mandy: 'Mijn mamma toen ik eerder een meisje was.' Susan reageerde: 'Je bent niet eerder een meisje geweest. Waar heb je het toch over?' Het kind antwoordde: 'O jawel, en ik had een andere mamma.' Susan zag dat Mandy het serieus meende en vroeg daarom: 'Waarom ben je dan bij je andere mamma weggegaan?' Het kind leek enigszins terneergeslagen en zei: 'Omdat ze me sloeg met messen.' Susan was vervuld van afgrijzen en vroeg haar dochtertje: 'Weet je dat wel zeker? Zit je dit allemaal niet te verzinnen, Mandy?' Mandy zei: 'Ze sloeg me echt met messen en toen ging ik dood.' Nu zag Mandy er zo uitgesproken zielig uit dat Susan maar gauw besloot van onderwerp te veranderen. Een paar weken later, toen Mandy in bed lag, begon ze tegen Susan weer over haar andere mamma. Dit keer vertelde het kind meer over haar dood. Ze zei: 'Ik was er heel slecht aan toe. Toen viel ik in slaap en werd ik heel klein. Ik werd wakker en toen was ik bij jou en pappa en toen werd ik weer groter, een groot meisje.' Susan vroeg Mandy of ze zich kon herinneren hoe oud ze was toen ze er zo slecht aan toe was geweest en het kind antwoordde: 'Ik denk dat ik acht was.'
Mandy vertelde haar moeder ook nog dat ze zich de periode kon herinneren vlak voordat ze weer geboren werd. Ze zegt: 'Ik was in jouw buik. Daar werd ik weer wakker.' Ze vertelde haar moeder dat het er donker en warm was en dat ze van buitenaf geluiden kon horen, en dat ze Susan had horen praten en soms ook schreeuwen.
Toen Mandy pas twee jaar was, kreeg Susan jammer genoeg in de tiende week van haar zwangerschap een miskraam. Kort daarna raakte ze opnieuw in verwachting en Mandy wist te vertellen dat precies dezelfde baby bij haar was teruggekomen, die daarvoor in haar buik was doodgegaan.
Susan weet niet zo goed wat te denken van de opmerking van haar kind. Ze staat wel open voor de idee van reïncarnatie maar zegt: Tk kan niet met zekerheid zeggen of mijn kleine meisje eerder heeft geleefd. Wie kan dat echter wel met zekerheid zeggen? Mandy heeft alleen zo nu en dan flitsen van herinneringen. Je kunt gewoon niets bewijzen. Die flitsen komen overigens zo onverwacht dat ze beslist geen tijd zou hebben er eerst over na te denken of er dingen omheen te fantaseren. Ze flapt alles er gewoon uit.'
Het kind heeft het zo vaak over haar andere mamma gehad dat Susan langzamerhand het gevoel heeft dat er achter al Mandy's opmerkingen misschien iets van waarheid te vinden zou zijn, als het mogelijk zou zijn dieper te graven. Wat overigens niet betekent dat ze haar kind onder hypnose, of iets dergelijks, zou laten brengen. Ze zegt: 'Wat ik het meest overtuigend vind, is de uitdrukking op haar gezichtje. Er bestaat bij mij geen enkele twijfel dat Mandy zelf er heilig van overtuigd is dat haar herinneringen echt zijn, dus, wie zal het zeggen?'
Jongen herinnert zich dat zijn tante zwanger van hem was
Desmond Sanderson, Coventry
Op zekere dag speelde de drieëneenhalf jaar oude Desmond met zijn speelgoedautootjes op de grond toen hij plotseling opkeek en zonder enige aanleiding tegen zijn moeder, Dorothy, zei: 'Weetje mam, voordat ik bij jou kwam, was ik eerst bij tante Ruth, maar daar ben ik niet zo lang gebleven.'
Die woorden deden Dorothy als aan de grond genageld staan, want haar schoonzusje Ruth, de tante die Desmond noemde, had tien jaar geleden een doodgeboren baby gekregen. Dorothy vertelt dat haar schoonzusje een dubbele tragedie had meegemaakt, aangezien haar man kort nadat zij de baby verloor, bij een autoongeluk was omgekomen. 'Het werd de arme Ruth allemaal te machtig en het scheelde niet veel of ze kreeg een zenuwinzinking. Het heeft lang geduurd eer ze eroverheen was, maar ze heeft nooit over haar baby of haar man kunnen praten. Uit respect heeft de rest van de familie zich daar ook aan gehouden en tot op de dag van vandaag heeft niemand het ooit over de baby of haar echtgenoot.
Daardoor weet ik heel zeker dat mijn zoontje nooit van de dode baby heeft gehoord, laat staan dat hij het op die manier zou verwoorden', verklaart Dorothy.
Terwijl zijn moeder rustig luisterde, vertelde de kleine Desmond dat hij zich alles heel duidelijk kon herinneren, en dat hij het lekker warm had gehad bij tante Ruth. 'Ik kon heerlijk deinen en alsmaar alle kanten op draaien', zei hij.
Hij herinnerde zich dat hij zich heel tevreden en op zijn gemak voelde en dat het heel nat was. Het was altijd donker, maar dat stoorde Desmond niet. Hij vond het allemaal heel gewoon. Soms werd hij slaperig, en hij zei: 'Op een keer viel ik gewoon in slaap, maar toen ik wakker werd was ik niet meer bij tante Ruth.' Zijn moeder vroeg hem waar hij dan wel was, en werd overrompeld door het antwoord: 'Ik ging natuurlijk terug naar huis.' Dorothy lachte. 'Hij zei het op een dusdanige toon, dat ik me uitgesproken dom voelde, alsof ik had moeten weten dat hij naar huis ging waar dat dan ook geweest moge zijn!' Toen zijn moeder hem vroeg waar thuis was, zei Desmond: 'Waar ik eerst woonde, voordat ik naar tante Ruth ging, waar die mooie weilanden waren en alle andere kleine jongens en meisjes. Ik ging terug naar Robert en Samantha.'
In de daaropvolgende weken kreeg Dorothy nog meer te horen over haar zoons voorgeschiedenis. Dat hij thuis, voordat hij naar zijn tante Ruth ging, bepaalde vriendjes had, die Robert en Samantha heetten, en dat er ook grotere mensen waren die voor de kinderen zorgden. Hij beschreef hoe alle kinderen samen waren en een heleboel spelletjes speelden.
Soms werden deze georganiseerd, zoals dat het geval was bij de bootraces die het kind beschreef, maar meestal speelden de kinderen wat ze zelf wilden. De bootraces maakten kennelijk deel uit van een of ander evenement of viering, omdat Desmond nog weet dat hij voor die gelegenheid speciale kleding droeg. Hij vertelde dat hij deelnam aan een roeiwedstrijd met Samantha en Robert. Hij zat in dezelfde boot als Robert, maar Samantha zat, samen met nog enkele vrienden, in een andere. De boten waren rijkelijk versierd voornamelijk met bloemen. Hij zei dat het gemakkelijk was om de boten in beweging te krijgen, maar dat ze geen zeilen hadden, omdat er nauwelijks wind was.
'Op feestdagen moesten we allemaal zingen', zei Desmond. Hij vertelde hoe ze soms belangrijk bezoek kregen, dat voor hen muziek kwam maken. Desmond zei dat hij in zijn andere thuis nooit snoep kreeg, maar hij herinnerde zich wel dat ze fruit aten. 'Het was lekker sappig', zei hij, en beschreef vervolgens een vrucht die zijn moeder deed denken aan een soort pruim, maar dan groter en zonder pit. Hij maakte een vreemde opmerking over dat fruit tegen zijn moeder: 'Sommige zieken kregen fruit om hen beter te maken nadat zij waren gestorven.'
Waar Desmond was, waren ook dieren, en veel kinderen speelden met konijntjes en honden. Hij was vriendjes met een heel klein groengeel vogeltje, dat altijd en overal met hem meeging. Het vogeltje bleef voortdurend bij hem.
Het is interessant te zien dat er een zekere mate van continuïteit was in Desmonds verhaal over de periode die hij doorbracht in de schoot van zijn tante, wachtend om geboren te worden. 'Ik wilde hem niet te nadrukkelijk vragen stellen', zegt Dorothy, 'maar het komt mij voor dat sommige dingen zich tijdens die wachttijd voordeden, voordat hij naar tante Ruth ging, terwijl andere daarna gebeurden. Ik bedoel, nadat hij bij Ruth weg was en voordat hij naar mij toekwam. Toch schijnt er enige verwarring te zijn omtrent de tijdsfactor. Ik krijg het gevoel dat het element tijd in Desmonds vorig leven niet is gebaseerd op dezelfde principes als onze aardse tijd. Hij heeft kennelijk moeite bij het precies plaatsen van de verschillende voorvallen, maar hij is er tegelijkertijd heilig van overtuigd dat zijn ervaringen hem echt zijn overkomen.' De reden om te veronderstellen dat er enige continuïteit is in de
aaneenschakeling van gebeurtenissen die Desmond nog weet, komt voort uit zijn levendige herinnering afscheid te hebben genomen van zijn tamme vogeltje voordat hij zijn thuis verliet om naar tante Ruth te gaan. Hij is zich vervolgens bewust in de baarmoeder te zijn en de identiteit van zijn toenmalige moeder te kennen. Dan herinnert hij zich, dat hij nadat hij in slaap was gevallen, naar huis terugkeerde en zijn kleine groengele vogeltje weer zag hetzelfde vogeltje waarvan hij eerder afscheid had genomen. Dit zou ook kunnen betekenen dat de conceptie van Desmond in Ruths baarmoeder zorgvuldig was voorbeschikt. Hij was duidelijk op de hoogte van wat hem te wachten stond, en hij bereidde zich voor op het afscheid van zijn vrienden en zijn vogeltje. Desmond lijkt zich ook bewust te zijn dat hij uit zijn vaste woonplaats werd weggeroepen om naar zijn huidige moeder te gaan. Hij zei: 'Ik wist dat ik naar jou en pappa zou komen, omdat ze mij dat hadden verteld.' Dit zou een duidelijke aanwijzing kunnen zijn dat niets toevallig gebeurt.
Volgens Desmond was er iets heel bijzonders aan de hand met het water daarginds bij hem thuis. Dorothy zegt: 'Hij vertelde me hoe de kinderen altijd in plassen water speelden, maar toen ik hem vroeg of ze gingen zwemmen zei hij nee. Toen vroeg ik hem of hij in het water ging pootjebaden, zoals hij dat nu ook doet. Weer zei hij nee. Ik dacht dat hij gewoon een loopje met me nam, maar toen ik zijn volgende opmerking hoorde, besefte ik dat er kennelijk iets meer achter stak.'
Desmonds uitleg over het water was: 'We hoefden niet te zwemmen, want we zonken niet, en we werden nooit nat.' Hij vertelde zijn moeder verder dat wanneer hij met zijn vriendjes het water inging, ze altijd boven op het water zweefden, dat hen leek te dragen, en wanneer zij de poel verlieten vielen de druppels gewoon van hen af. 'Soms gingen we onder water', zegt Desmond, 'maar het kwam niet in mijn mond of mijn ogen.' 'Het verbazingwekkendste van al', zegt Dorothy, 'is dat Desmond me vertelde dat het water een bepaald geluid maakte als muziek.' Haar zoon had gezegd: 'Het water speelde liedjes voor ons, mamma, maar dan zonder woorden. Als we wat water opschepten ging het tinkei, rinkel, tinkei.' Desmond zei dat het water niet alleen geluiden voortbracht, maar dat er ook kleuren in waren ' net als kleine regenboogjes, alleen soms maar een kleur tegelijk'. Het water beschreef hij als zacht om aan te raken, en verder drong het niet door in kleren of voorwerpen. Het gleed kennelijk in druppels langs alles af, en vond vanzelf zijn weg terug naar de poel. 'Als we uit het water kwamen, waren we allemaal zonder handdoeken meteen weer droog', zegt Desmond, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.
Een andere keer zei Desmond plotseling: 'Ik ben naar school geweest, mamma.' Het kind was net op kleuterschool, waardoor Dorothy natuurlijk dacht dat Desmond het daarover had. Ze reageerde achteloos met de opmerking dat ze hoopte dat hij het fijn vond op school, maar toen zei hij: 'Nee, ik bedoel de school voor grote kinderen, toen ik met al mijn vriendjes thuis was.' Desmond beschreef hoe de kinderen naar school gingen en les kregen in veel verschillende vakken. De leraren waren ook een soort voogd voor de kinderen, en ze woonden allemaal bij de school. 'Ik kreeg de indruk van een soort schooldorp', zegt Dorothy. 'Niet echt een kostschool, en zeker niet zo streng. Zoals Desmond het beschrijft lijkt het meer op een vakantiekamp, waarbij tussendoor ook nog wat lessen gegeven werden.' 'Hij kan zich de dingen die hij leerde niet meer herinneren', zegt Desmonds moeder, 'maar hij weet kennelijk wel dat er veel boeken waren. Hoewel Desmond een destructief kereltje kan zijn, is het opvallend dat hij een heilig respect heeft voor boeken. Ik ben zelf lid van een boekenclub en ben heel voorzichtig met mijn boeken, en toch maak ik me absoluut geen zorgen wanneer Desmond ze bekijkt. Ik weet dat het niet in hem zou opkomen om er bladzijden uit te scheuren of erin te krassen. Hij kan natuurlijk niet lezen, maar hij vindt het heerlijk om erin te bladeren. Soms moet ik lachen om zijn ernstige uitdrukking, wanneer zijn ogen langs de gedrukte pagina's heen en weer gaan. Dan vraag ik me vaak af wat er allemaal in hem omgaat.'
Dorothy heeft Ruth nooit iets over Desmonds verhalen verteld, omdat ze er meer en meer van overtuigd raakt dat haar zoontje wel het kind moet zijn dat Ruth verwachtte.
'Ze heeft zelf geen kinderen', verklaart Dorothy, 'daarom ben ik bang haar over Desmond te vertellen, voor het geval ze het gevoel zou krijgen dat hij eigenlijk haar toebehoort. Hoe dan ook, ik moet er niet aan denken haar verleden weer te gaan oprakelen. Ruth heeft nu vrede met haar situatie en het zou oneerlijk en wreed zijn wanneer ik haar zou herinneren aan dingen die ze duidelijk liever vergeet.'
Naarmate Desmond ouder wordt, worden de verhalen over zijn andere thuis steeds minder. 'Nu hij zes is krijg ik de indruk dat hij het meeste is vergeten', zegt zijn moeder, 'maar zo nu en dan plaatst hij zo terloops nog een of andere vreemde opmerking die me aan het denken zet.'
Los van deze incidentele flitsen heeft Desmond toen hij bijna vijf was voor het laatst een compleet voorval beschreven. 'Dat was toen we samen in de tuin waren', zegt Dorothy, 'en ik Desmond liet zien hoe je zaadjes moest zaaien. Ik hapte naar adem toen hij me vertelde dat hij zijn eigen zingende bloemen maakte toen hij bij zijn vrienden woonde.'
Toen zijn moeder hem vroeg wat hij met zingende bloemen bedoelde, antwoordde hij: 'Nou, je weet wel, de bloemen waar muziek uitkomt.' Het bleek dat Desmond samen met een vriendje van een man die er alles over wist had geleerd hoe je de bloemen moest maken. Er werd hem geleerd dat hij alleen maar aan de bloem hoefde te denken, fase voor fase, en dat de bloem dan zou verschijnen. Kennelijk materialiseerde zich eerst de steel, gevolgd door de bladeren en bloemblaadjes, enzovoort, en de door Desmond gewenste kleur. Als hij bijvoorbeeld een roze bloem wilde, dan werd de bloem ook roze. 'De vormen van de bloemen waren anders dan die in onze tuin hier', zegt het kind. 'Net zoals water hadden deze bloemen ook een soort geluid', zegt Dorothy. Naar het schijnt werden de bloemblaadjes, nadat de bloemen af waren, van een of andere kracht voorzien, in de vorm van geluid of muziek. 'Ik zal het wel niet allemaal goed hebben', zegt Dorothy, 'maar uit wat Desmond me heeft verteld, kan ik dat opmaken. Ik weet dat het allemaal te absurd voor woorden klinkt, maar dat is nu juist de reden waarom ik ervan overtuigd ben dat het niet anders kan of Desmond heeft een aantal vreemde ervaringen gehad.' Waar Dorothy lachend nog aan toevoegde: 'Hij heeft in onze tuin beslist geen muzikale bloemen gezien. We zijn al blij als we de narcissen in bloei krijgen.'
Desmonds vader, John, neemt de verhalen van zijn zoon serieus. 'We praten er eigenlijk niet veel over, vooral omdat hij nu naar school gaat en ook omdat het kind intussen het meeste is vergeten hij zegt tenminste niets meer over zijn andere leven. Maar toen hij dat nog wel deed, weet ik nog dat ik dacht dat een kind van zijn leeftijd nooit dat soort dingen zou kunnen bedenken als hij het zelf niet allemaal had meegemaakt. En dan heb ik het niet alleen over het hele gebeuren met het water en de bloemen', zegt Desmonds vader, 'maar vooral dat het bijna niet te geloven is dat hij ons wist te vertellen dat hij naar tante Ruth ging, voordat hij naar ons toe kwam. Als ze nooit een kind had verloren, dan zou het anders liggen, maar dat feit werpt een heel nieuw licht op de zaak. Voor mij bestaat er geen enkele twijfel dat het kereltje een eerder leven ervaren heeft en dat die herinneringen hem gedurende zijn eerste drie tot vier jaar op aarde zijn bijgebleven.' Voor Desmond kwam het keerpunt toen hij naar school ging, omdat in die periode de herinneringen naar de achtergrond raakten en leken te vervagen en de verhalen, op een enkele losse opmerking na, ophielden. De reden hiervan zou kunnen zijn dat toen hij naar school ging, het kind een extra hoeveelheid kennis, feiten en getallen in zich moest opnemen in een relatief versneld tempo, en zijn brein te druk bezig was met deze nieuwe informatie om de oudere herinneringen vast te blijven houden.
Meisje herinnert zich dat zij de vrouwe van een landhuis was
Gayle Woodward, Liverpool
Gayle Woodward van twee jaar had voor haar leeftijd een uitgebreide woordenschat. Haar moeder Edna beschrijft Gayle als tenger ze heeft wel iets van een elfje en een beetje ouderwets in haar manier van doen.
Het gezin lunchte altijd in de keuken en op een dag, toen ze klaar waren met eten, zei Gayle: 'Ik wil mijn koffie graag in de salon mamma.' Gay Ie's vader was door deze opmerking van zijn twee jaar oude dochter hoogst geamuseerd en vroeg haar gekscherend: 'Wat was je vroeger, Gayle, een dame?' Tot verbazing van haar ouders antwoordde het kind: 'Ja natuurlijk, hoezo?' Edna vroeg Gayle vervolgens waardoor ze dat dacht. Gayle antwoordde: 'Toen ik in het grote huis met al die kamers woonde, was ik een dame.' Toen haar moeder haar vroeg welk huis ze bedoelde, zei Gayle: 'Het grote huis met al die trappen naar de voordeur. Dat huis met de grote kamers en hoge plafonds, weet je nog?' Gayle's moeder zei dat ze zo'n groot huis niet kende, maar het kind bleef erbij dat ze in het huis had gewoond, en zei: 'Dat was toen ik een dame was en ik mijn mooie lange jurken droeg.' Hoewel Edna wist dat Gayle nooit een dergelijk huis had bezocht of van het bestaan ervan afwist, luisterden zij en haar man toch naar Gayle's herinneringen aan haar vroeger leven. Ze zei dat er veel mensen in het grote huis waren die al het werk deden en dat er een man was die het dragen van de koffers als taak had. Er was een aantal paarden, waarvan sommige voor het rijtuig van het gezin gespannen werden.
Gayle herinnert zich dat het rijtuig altijd goed werd onderhouden. Ze zegt: 'Een van de bedienden was altijd aan het poetsen om de lantaarns te laten glimmen.' Ze geeft een beschrijving van het rijtuig, dat zwart was met aan weerszijden lantaarns. Binnenin was een bank en hoog voorop nog één, waarop de man 'die de paarden reed' altijd zat. Gayle kan zich heel goed herinneren dat er veel koperwerk aan het rijtuig was, dat altijd glom. 'De bank binnenin was rood', zegt ze, 'en de binnenkant van de deuren was onderaan ook rood, maar bovenin de deuren zat glas, net zoals ramen.' Ze herinnert zich dat er soms één paard voor het rijtuig was gespannen, en soms twee. Ze zegt: 'Maar Gypsy liep nooit voor het rijtuig, alleen sommige van de andere paarden. Gypsy was mijn speciale paard, en hij was prachtig.'
Het rijtuig werd door het gezin voortdurend gebruikt, en Gayle zegt: 'Soms werd het uitgestuurd om mensen op te halen die ons kwamen bezoeken, vooral wanneer we een groot feest hielden.' Gayle weet nog dat het gezin vaak gasten ontving, maar ze herinnert zich geen afzonderlijke leden van het gezin. Ze is zich kennelijk alleen bewust van het feit dat ze in het grote huis woonde en deel uitmaakte van een grote familie, en dat er veel mensen rondliepen. 'Het is meer de levensstijl die ze zich herinnert', zegt haar moeder, 'en minder haar afzonderlijke familieleden.' 'Ik vond het heerlijk als er weer zo'n groot feest was, want dan droeg ik mijn mooiste jurken', herinnert Gayle zich. Deze japonnen beschrijft ze als lang met heel veel roesjes en kleine lintjes en strikjes op de mouwen. 'Ik had heel veel mooie jurken in allerlei kleuren en allemaal hadden ze vanachter iets dat uitstak', zegt het meisje.
Je zou zeggen dat Gayle een queue, in de achttiende eeuw de grote mode, beschreef. Ze beschrijft een heel grote kamer waar alle gasten zich verzamelden en ze licht toe: 'Er werd altijd gedanst, en er waren mannen die muziek maakten.' Gayle zegt dat het dansen begon nadat al het eten was weggehaald en de tafels waren weggezet, zodat er voldoende ruimte was. 'Er waren veel mannen met gekke jasjes aan, en op hun rug vreemde lange dingen, hun kragen stonden rechtop, met grappige strikken net als vlinders.' Er was één paard in het bijzonder, Gypsy genaamd, waaraan Gayle heel erg was gehecht. Ze vroeg haar moeder eens of ze een paard zoals Gypsy mocht hebben. Haar moeder dacht in eerste instantie dat ze het over haar hobbelpaard had, en ze vroeg het kind waarom ze een tweede paard wilde hebben. Gayle antwoordde: 'Niet Rocky. Ik bedoel mijn andere paard dat ik in het grote huis had.' Gayle noemt haar hobbelpaard 'Rocky'. Van Gypsy zegt ze dat hij 'heel groot en zwart was en dat ze vaak op zijn rug zat'. Edna zegt: 'We dachten eerst dat ze een levendige fantasie had, maar ze beschreef alles zo uitvoerig, dat haar vader en ik ons meer en meer verwonderden. Ze was zo stellig over het grote huis en het paard, dat we ervan overtuigd waren dat ze wel een of andere soortgelijke ervaring gehad moet hebben. Ze ziet alleen maar kinderprogramma's, waardoor we zeker weten dat ze een en ander niet van de televisie opgepikt kan hebben. We geloven nu dat ze eerder op deze aarde heeft geleefd. ledere keer als ze iets over het grote huis vertelt, komt ze altijd uit bij hetzelfde: "En ik dronk mijn koffie altijd in de salon.''
Gayle houdt van ouderwetse juwelen en ze is dol op ballet. Ze heeft zoetjesaan al heel wat verzameld, vooral oude broches, waarvan ze langzamerhand een hele collectie heeft, voornamelijk gevonden op rommelmarkten.
Op een keer was Edna van plan Gayle's kapsel te veranderen, maar zodra ze de schaar tevoorschijn haalde en wilde gaan knippen, weigerde Gayle pertinent. 'Ik wil lang haar, net zoals toen ik een dame was.' Gayle vertelde dat ze toen heel lang haar had, dat ze nooit zelf hoefde te borstelen. Ze had een speciaal dienstmeisje of, zoals ze zelf zei: helpster die alles voor haar deed en ook haar kleren verzorgde. Het dienstmeisje borstelde haar haar altijd en krulde het 'met een raar heet ding, net als een stokje' Gayle' s woorden voor een krultang. Ze had de keuze uit allerlei hoeden, die in mooie dozen werden bewaard, waar haar dienstmeisje ook voor zorgde. Ze herinnert zich een klein zwart hoedje dat ze alleen maar ophad als ze op Gypsy reed.
'Soms deed mijn helpster ander haar op mijn hoofd', zegt Gayle. 'Het was wit, anders dan mijn eigen haar.' Dat andere haar waar Gayle het over heeft, lijkt een gepoederde pruik te zijn, zoals die door de achttiendeeeuwse dames van zeer goede stand werd gedragen.
Gayle is voor haar leeftijd een buitengewoon ingetogen kind met een gevoel van waardigheid. Ze accepteert haar vorige leven als deel van haar achtergrond en als de gewoonste zaak van de wereld, alsof iedereen eerder heeft geleefd.
Edna zegt: 'Voor haar is alles zo vanzelfsprekend het is alsof ze ervan uitgaat dat er helemaal niets bijzonders schuilt in het zich herinneren van haar vroegere leven. Ik denk dat ze veronderstelt dat we allemaal eerder hier zijn geweest.'
Misschien heeft Gayle wel gelijk, en hebben wij ook herinneringen aan vorige levens, diep begraven in onze onbewuste geest, die wachten om aan het licht te komen door een sleutelwoord of ervaring die als katalysator werkt om een stroom herinneringen los te maken.
Meisje herinnert zich dat zij een heks was
Julie Tomlinson, Dagenham
Lang voordat ze twee jaar was, maakte Julie al heel duidelijke tekeningen. Deze waren niet van bloemen of huizen of de bekende probeersels van een klein kind, maar zeer uitgebreide tekeningen over steeds hetzelfde onderwerp: heksen!
Op een dag werd haar grootmoeder zo gefascineerd door wat ze Julie zag maken en dat verdacht veel op een heks leek, dat ze vroeg: 'Wat maak je Julie?' Het antwoord was het laatste wat oma verwacht had: 'Dat ben ik toch, toen ik een heks was.' Ongelovig staarde mevrouw Tomlinson het kind aan, ze vroeg zich af hoe het in vredesnaam aan het woord heks kwam. Heksen waren bij het gezin bepaald geen onderwerp van gesprek, en aangezien Mie nog geen twee jaar was kon ze onmogelijk zelf over heksen gelezen hebben. Het was uitgesloten dat Julie het woord bij haar thuis had gehoord, aangezien haar ouders zich met dat soort dingen niet bezighielden. Julie's moeder loopt zelfs met een boogje om alles heen wat ze niet begrijpt, en heksen vallen beslist in die categorie.
Wanneer Julie bezig is, valt vooral de snelheid op waarmee ze de tekeningen weet te maken. Haar grootmoeder zegt: 'Vanaf het moment dat ze een potlood kon vasthouden heeft ze heksen getekend. Ze maakt een tekening zo vlug af, dat het lijkt alsof ze helemaal niet hoeft na te denken bij wat ze doet. Het wordt allemaal bijna automatisch gedaan, maar ondanks de razende snelheid ziet ze ook nog kans om heel veel details te tekenen. Het heeft bij zo'n kleintje gewoon iets griezeligs.
Julie's tekeningen hebben een duidelijk kenmerkende en individuele stijl en zien er niet uit als het normale gekras van kleintjes van haar leeftijd. Ze heeft een eigenaardige manier om de mensen in haar tekeningen op de achtergrond te tekenen. Het lijkt meer op een soort symbooltaal dan op een gewone tekening. De bomen en de bloemen maakt ze op dezelfde manier. Mevrouw Tomlinson licht toe: 'Het zijn altijd vreemde vormen, meer alsof het tekens zijn die bomen en bloemen aangeven, in plaats van zoals ze er echt uitzien.'
Hoewel Julie de achtergrond van haar tekeningen in de vorm van symbolen maakt, is er omtrent het centrale gegeven van de tekeningen geen twijfel mogelijk. De heksen worden van top tot teen en tot in de kleinste details getekend en er komt geen symboliek aan te pas. Net alsof de achtergrond opzettelijk vaag wordt gehouden om het centrale thema van het werk te versterken. 'Toen ik eerder leefde dronk ik vaak het bloed van merels', verkondigde Julie tot afgrijzen van haar grootmoeder. Het kind voegde daar nog aan toe dat het zoet smaakte.
In sommige tekeningen zijn piepkleine merels te zien, de ene keer vliegend, dan weer op de grond. De merels staan niet gewoon overeind, zoals je dat in een kindertekening zou verwachten, maar ze liggen op hun rug of op hun zij, als om aan te geven dat deze vogels dood zijn, wat weer verband zou kunnen houden met Julie's opmerking over het drinken van merelbloed. Het idee alleen al doet mevrouw Tomlinson gruwelen, die zegt: 'Ik wil er niet eens bij stilstaan. Wie zou zoiets gruwelijks kunnen bedenken?' Julie's familieleden stellen haar geen vragen. Haar grootmoeder zegt: 'Het is binnen het gezin een stilzwijgende afspraak geworden. Ik vermoed dat we allemaal een beetje bang zijn voor wat we mogelijk te horen krijgen. Over sommige dingen kun je beter niet te veel weten.'
Julie is geboren in Wellingborough, een klein stadje in Northamptonshire, een gebied waarvan bekend is dat er eeuwen geleden een sterke heksencultuur was. De archieven melden een aantal gevallen van verbranding op de brandstapel. Dit was echter niet de normale manier om met hen af te rekenen, aangezien ze door de bevolking werden geaccepteerd als deel van het leven en men hun praktijken min of meer oogluikend toeliet, tenzij, zoals dat vermoedelijk het geval was bij de brandstapelberechtingen, bewezen was dat iemand kwaad was aangedaan. Het was de heksen van Wellingborough toegestaan bijeen te komen op een plek die ligt achter wat nu Sheep Street is, in de buurt van het oude Hind Hotel (waarvan wordt gezegd dat het door de geest van Oliver Cromwell, die daar eens heeft gewoond, wordt bezocht). Op een van de meest sprekende tekeningen van de kleine Julie is een vreemde boom te zien middenin een weiland. Naast een groot, vlammend vuur staat een heks en middenin het vuur is een kleine, naakte baby. Julie's grootmoeder kan dit maar niet begrijpen, vooral omdat Julie dol is op baby's, en als een moedertje voor haar poppen zorgt, net zoals de meeste kinderen van haar leeftijd. 'Ik begrijp er helemaal niets van', zegt mevrouw Tomlinson. Julie heeft beschreven hoe ze 's nachts de bossen introk en grote vuren maakte. 'We maakten dan schapen dood', zegt ze. Mevrouw Tomlinson vermoedt dat de schapen werden gebruikt als een soort offer. 'Julie is er absoluut van overtuigd dat ze eerder heeft geleefd als heks', zegt haar grootmoeder, 'en als ik me bedenk wat ze allemaal heeft verteld, begin ik te geloven dat ze inderdaad eerder hier is geweest, want van ons heeft ze het zeker niet gehoord.'
Uit : Reincarnatieverhalen Van Kinderen
Peter en Marry Harrison
ISBN 90-202-8074-0
Meer opmerkelijke uitspraken van kinderen op http://www.bijna-doodervaringen.nl/negen.html