Phoebe Lauren
Phoebe Lauren
Plotseling, terwijl ik helemaal in mijn dagdromen en losse gedachten verzonken was, hoorde ik Marcus gillen. Ik holde naar buiten terwijl hij op me af kwam gerend. Het eerste wat er in me opkwam was dat hij gebeten was door een ratelslang. De vreselijkste rampen waren in mijn gedachtewereld altijd prominent aanwezig — dat zal wel iets te maken hebben met hoe ik ben opgevoed.
Hij had een wilde blik in zijn ogen terwijl hij heel verward begon te praten. Zo op het oog was hij niet gewond, maar zijn gedrag was desondanks hoogst ongebruikelijk. Over het algemeen was hij niet zo makkelijk van zijn stuk te brengen.
Ik pakte hem bij zijn schouders en stelde de moeder-vraag: 'Heb je je pijn gedaan? Ben je gevallen of gebeten? Geef antwoord!'
'Nee, nee, Phoebe. Phoebe! De groene lichten! Ze zijn gekomen om me op te halen. Het teken. Dat is het teken. Nu weet ik het weer. Ik herinner me mijn andere leven. De groene planeet. Ik moet weg.' Het kwam er allemaal gillend uit, tussen het huilen en bibberen door.
Ik sloeg mijn armen om hem heen en stelde hem gerust. 'Lieverdje, wat is er toch gebeurd? Vertel het maar aan Phoebe. Wees maar niet bang. Het komt wel goed. Maak je geen zorgen', en zo maar door, met van die zachte moederwoordjes.
Hij keek me zo vreemd aan, alsof ik werkelijk geen woord van wat hij zei begreep. 'Phoebe, ik heb de groene lichten gezien. Ze zijn het signaal. Ik moet binnenkort vertrekken, terug naar mijn planeet - de groene planeet.' 'Ja, ja, natuurlijk, lieverd. Kom, dan gaan we eens kijken waar die groene lichten zijn. Laat me maar precies zien waar ze waren. Je hebt toch nietje hoofd gestoten toen je viel, ofwel soms?'
'Nee! Kom mee. Ik zal het je laten zien.'
We liepen naar de rand van de oprijlaan bij de grote dennenboom. Als we daar stonden konden we uitkijken over het veldje waar we onze groente- tuintjes hadden. We hadden er drie aangelegd - dat idee had Marcus uit het kinderverhaal 'Goudhaartje en de drie beren', waarin er van alles drie waren. Een voor papa Beer, een voor mama Beer en een voor kindje Beer — vandaar de drie tuintjes. Ik weet nog dat ik ernaar keek en dacht dat de groene lichten op de een of andere manier verband hielden met het zonlicht op de bladeren van de groenten.
Hij wees omhoog naar de lucht. 'Daar waren de lichten. Ik heb er een hele poos naar gekeken en toen zeiden ze het. Ze zouden me gauw komen ophalen. Ik wil niet weg!'
Ik sloeg mijn arm om hem heen. 'Maak je maar geen zorgen. Groene lichten kunnen je geen kwaad doen. Misschien heb je wel te veel stripverhalen gelezen. Groene lichten kunnen niet praten en ze kunnen je al helemaal niet komen ophalen.'
Hij draaide zich om en keek me recht in de ogen. 'Ik moet weg - gauw. Op een ochtend doe je de deur open en kom je mijn kamer binnen en dan ben ik weg. Onthoud dat ik naar huis ben gegaan, terug naar de groene planeet en dat ik moest gaan. Je moet niet verdrietig zijn.' Ik zweeg. Ergens vanbinnen voelde ik dat het waar was wat hij zei, dat hij het in ieder geval zelf voor honderd procent geloofde. Ik voelde me onbehaaglijk en besloot dat ik maar het beste naar hem kon luisteren, en moest me nog een keer te vertellen over die lichten.
Hij wees naar de lucht en legde het, kalmer nu, nog een keer uit. 'Ik was met mijn katapult bezig en speelde dat ik een indiaan was. Ik probeerde met kiezels op de vogels te schieten, niet om ze te raken of zo, alleen maar om ze weg te jagen. Ik legde aan om te schieten en toen zag ik die groene lichten in de lucht. Ze vormden een tekentje en begonnen te knipperen. Toen hoorde ik dat ze me zouden komen halen. Als ze komen moet ik weg.'
'Ja, ik snap het. En hoeveel lichten waren er?' vroeg ik.
'Ongeveer zeven of acht. Dat weet ik niet precies. Ze zullen me gauw komen halen, Phoebe. En ik wil niet weg.'
'Oké, Marcus. Het wordt al wat laat. Kom, dan gaan we naar binnen en praten er nog wat over terwijl je een paar chocoladekoekjes eet en een beetje melk drinkt.'
Ik nam hem mee naar binnen en we gingen samen aan de keukentafel zitten. Het gevoel van onbehagen werd steeds groter. Hij was mijn enige kind, en ik wilde absoluut niet dat hij waar dan ook naar toe ging. Ik had merkwaardige verhalen gelezen over mensen die ontvoerd waren door ruimteschepen en begon me af te vragen of daar toch iets van waarheid in school.
'Phoebe, je begrijpt het niet, hè?'
'Nee', zei ik eerlijk. 'Leg het me eens uit.'
'Weetje nog dat ik je altijd gezegd heb dat ik van een andere planeet kom, heel ver weg — van een ster?'
'Hmm...'
'Mijn planeet is groen, hè? Goed. Die lichten zijn eigenlijk een teken. Ik wist niet dat ze me zo snel al nodig hadden, maar nu moet ik gaan.' Hij zei het met een ongelooflijk treurige blik in zijn ogen, van die oude ogen die zich oeroude dingen herinnerden.
Het was me, als moeder, onmogelijk deze informatie in me op te nemen. Ik kon zelfs geen goede vraag bedenken die ik zou kunnen stellen. Dus vroeg ik of hij het patroon dat de lichten hadden gevormd kon tekenen en ook of ze allemaal groen waren. Een domme vraag - maar ik kon echt op dat moment niets anders bedenken. Nu ik erop terugkijk kan ik wel duizend dingen bedenken die ik had moeten vragen.
'Ja, ze waren allemaal groen. Je gelooft me niet, hè, of wel?'
'Nou ja, ik vind het moeilijk. Ik snap gewoon niet hoe het kan dat die groene lichten jou komen halen, en ik begrijp niet hoe jij wist wat het bericht betekende. Misschien bedoelen ze iets anders. Er is van alles mogelijk.' Hij begon te huilen, keek me aan met zijn droevige bruine ogen en zei: 'Ik wil niet weg, maar ik moet wel. Als ze me komen halen, moet ik gaan. Dat heb ik beloofd. Onthoud alleen dat ik, als je mijn kamer binnenkomt, naar huis ben gegaan - terug naar de groene planeet - naar mijn ster. En, Phoebe, probeer niet verdrietig te zijn.' Toen gaf hij me een klopje op mijn hand en deed een poging tot een glimlach.
Daarop pakte Marcus een stukje papier en tekende het patroon dat hij gezien had. Ik ben het papiertje uiteindelijk kwijtgeraakt, maar het patroon zal ik nooit vergeten .
Tot op de dag van vandaag heb ik geen idee of dit patroon enige betekenis heeft. Nadat hij het getekend had zei hij dat hij moe was en niet meer wilde praten. Hij ging naar boven, naar zijn kamer om uit te rusten.
Mijn gedachten tolden door mijn hoofd en mijn hart deed pijn. Als het nu eens waar was — als dit soort dingen nu eens echt gebeurde, wat dan? Toen Jim, mijn man, die avond thuiskwam vertelde ik hem het verhaal. Hij dacht dat het louter Marcus' levendige fantasie was en dat we misschien nóg voorzichtiger moesten zijn met waar hij naar mocht kijken op de televisie. Daar was ik het mee eens en ik voelde me gerustgesteld, maar ik weet nog dat ik het grootste deel van de nacht wakker heb gelegen.
De volgende dag vertelde Marcus het hele verhaal aan zijn vader, inclusief het stuk over het weggaan. We stelden hem opnieuw gerust door te zeggen dat er geen groene lichten en wezens van andere planeten kunnen komen die 's nachts kleine jongetjes weghalen uit hun slaapkamer.
Twee dagen later kwam mijn man thuis met een nogal opzienbarend krantenartikel. Er waren knipperende groene lichten waargenomen boven Spanje. Herkomst onbekend. We gingen allebei zitten, keken elkaar aan en waren tot in ons diepste wezen geschokt. We besloten het knipsel niet aan Marcus te laten zien, omdat we vonden dat het alleen maar voedsel zou geven aan zijn fantasie en zijn angst zou vergroten.
Tot op dat moment hadden mijn man en ik min of meer verdrongen hoe uniek ons kind was. We keken stilletjes toe bij de vele ongebruikelijke, onverklaarbare dingen die hij deed, maar deden ze eigenlijk met een lachje af, alsof ze op een of andere wijze amusant waren. Nu ik erop terugkijk denk ik dat we allebei volkomen doof en blind zijn geweest, ikzelf in ieder geval wel. Er waren zoveel voorvallen, zoveel tekenen die wezen op Marcus' uiteindelijke bestemming.
Ik geloof dat Jim op een of andere manier onbewust, of misschien wel bewust, veel meer wist dan hij mij vertelde. Toen Marcus net geboren was, gaf hij me een gekalligrafeerde tekst uit het boek van Kahlil Gibran, De profeet, om op te hangen in de kinderkamer. Die woorden zijn me in de loop der jaren velen malen te binnen geschoten.
Je kinderen zijn je kinderen niet.
Ze zijn de zonen en dochters van 's levens hunkering naar zichzelf.
Ze komen door je maar zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe. Je mag hun geven van je liefde, maar niet van je gedachten, want zij hebben hun eigen gedachten. Je mag hun lichamen huisvesten maar niet hun zielen, want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat je niet bezoeken kunt, zelfs niet in je dromen.
Je mag proberen hun gelijk te worden, maar tracht hen niet aan je gelijk te maken.
Want het leven gaat niet terug, noch blijft het dralen bij gisteren.
En dus moest ik in de loop der jaren leren dat Marcus mij niet toebehoorde. Ik herinner me nog goed de eerste keer dat ik naar hem keek toen hij geboren was. Er was een ogenblikkelijke, ongelooflijk sterke band tussen ons, hoewel ik er bij de zwangerschapsgymnastiek voor gewaarschuwd was dat zoiets niet vaak voorkomt. Ik keek naar hem, en toen hij mij aankeek had ik duidelijk het gevoel dat hij in stilte 'hallo' tegen me zei - alsof hij was teruggekomen en helemaal niet verbaasd was mij te zien.
Marcus was ons eerste en enige kind, dus kwamen sommige dingen die hij deed, dingen die nu iets bijzonders hebben, me destijds normaal voor. Toen hij acht maanden was bijvoorbeeld, pakte hij zijn fles en gooide die de kamer in. Later op de dag, toen ik hem weer een fles gaf, deed hij hetzelfde. Ik was alleen die dag. Jim reisde veel en het kindermeisje kwam maar twee keer per week. Ik wist niet wat ik doen moest en was een beetje nerveus. Eén telefoontje met zijn kinderarts maakte alles duidelijk. Hoewel de dokter het een beetje vreemd vond, gaf hij me, heel logisch, de raad het eens met een beker te proberen en zei dat ik terug moest bellen als er verder nog problemen waren. Jawel, dit was de oplossing. Nu lijkt dit op zich niet zo belangrijk, maar het was het begin van een patroon dat zijn hele leven zou voortduren, een patroon waarbij het leek of Marcus precies wist wat hij doen moest. Hij bekeek de wereld op een wijze die zijn leeftijd ver vooruit was.
Toen hij twee was en nog luiers droeg, besloot hij dat ze niet meer nodig waren. Ik kan me de dag nog goed herinneren. Het was warm en we woonden destijds in Arizona. Hij had in de zandbak zitten spelen en kwam binnen met een natte luier. Ik nam hem mee naar de badkamer om hem te verschonen en toen ik de schone luier wilde aandoen zei hij: 'Nee.'
Ik weet nog dat ik dacht dat hij in de koppigheidsfase was, de 'terreur der tweejarigen' waarin alles een levensgroot 'NEE' is. Dus ging ik door met hem de luier om te doen.
Hij scheurde hem van zich af en zei weer: 'Nee.' Daar stond ie, met zijn beentjes wijd, als een mini-dictator.
'Je moet dit aan, anders doe je het in je broek', zei ik.
'Nee, nee', hield hij vol.
Ik kreeg de indruk dat hij echt wist dat hem geen ongelukje zou overkomen, en dat gebeurde ook niet. Toen ik hem die avond naar bed bracht pakte hij een luier en gaf die aan me. Het duurde nog zes maanden, waarin hij er een droeg als hij 's avonds naar bed ging, en vervolgens hield hij opnieuw vol dat hij er geen aan wilde. Ik nam aan dat dit misschien de manier is waarop kinderen zichzelf zindelijk maken. Hoogstwaarschijnlijk is het zo dat alle kinderen op den duur zichzelf zindelijk maken. Over het algemeen hebben ze echter een beetje hulp van hun ouders nodig. Ik had altijd het gevoel dat Marcus op een of andere manier meer wist dan ik, dat hij was gekomen om mij allerlei dingen te leren.
Welnu, het werkelijke onderricht begon toen hij vijfjaar oud was. We woonden destijds vlakbij het strand in Malibu. Zowel financieel als op andere gebieden hadden we het zwaar. We waren een aantal keren verhuisd, aangezien Jim steeds op andere manieren aan de kost probeer de te komen. Het was op dat moment nog nooit in me opgekomen dat ik kon gaan werken om de financiële druk te verlichten. Marcus ging naar een kleuterschool dichtbij huis, maar dat was alleen ’s morgens. 's Middags speelde hij ofwel alleen of met de drie buurkinderen. Op die bepaalde dag was hij in zijn eentje in onze achtertuin, die vrij groot en goed beschermd was, aan het spelen.
Ik weet nog dat ik voor een grote hoge spiegel in onze slaapkamer stond te bedenken wat ik met mijn haar moest doen. Marcus kwam binnenrennen en gilde dat hij in zijn borst was geschoten. Ik ging op mijn knieën naast hem zitten en kreeg het volgende verhaal te horen:
'Ik ben neergeschoten. Ik ben een indiaan. Ik ben net zo groot als papa. Ik was aan het jagen. Een man heeft me hier geraakt.' Hij wees naar zijn borst. 'Het is niet erg om vogels en dieren neer te schieten om van te eten. Dat is niet verkeerd. Ik weet niet waarom hij me heeft neergeschoten. En toen ging ik dood.'
Tot aan de laatste zin, waar ik werkelijk van schrok, dacht ik dat hij te veel televisie had gekeken. Ik zei dat alles in orde was en dat hij niet was neergeschoten en niet dood zou gaan.
Maar hij hield vol. Hij legde het verder uit: 'Nee, Vee-Vee, ik was écht een indiaan. Ik droeg kleren van dierenhuiden. Het was heel lang geleden, vóór deze tijd. De man schoot me neer en ik had geen geweer, alleen een pijl en boog. Het is waar. Het is écht gebeurd.'
Ik probeerde hem te kalmeren door hem uiteindelijk naar bed te brengen en hem te verzekeren dat het goed zou komen. Ik gaf hem wat thee en bleef naast hem zitten tot hij sliep. Hij zag er zo lief en vredig uit, zo in zijn kamer met zijn teddybeertje in zijn armen. 'Teddy' moest altijd bij hem zijn, anders kon hij niet slapen.
Ik keek naar hem en bedacht hoe onschuldig hij was en dat hij zo'n levendige fantasie had. Ik had zelf altijd behoorlijk veel gevoel voor dramatiek gehad en dacht dat hij het misschien geërfd had. Later realiseerde ik me dat dit de eerste keer was dat hij over reïncarnatie en zijn eigen vorige levens had gepraat. Bij het opstaan sprak hij met geen woord meer over het voorval, dus hield ook ik mijn mond. Destijds dacht ik alleen maar dat hij over veel verbeeldingskracht beschikte en uitermate gevoelig en makkelijk te beïnvloeden was.
Om te kunnen begrijpen wat hij meemaakte bracht ik vele uren door met lezen in boeken over kinderpsychologie, denkbeeldige vriendjes en kinderfantasieën, maar desondanks was wat er vervolgens gebeurde een volslagen verrassing. Marcus zal zo'n zeven, acht jaar zijn geweest. We woonden al in het houten huisje in Santa Cruz. Ik was in de keuken bezig en hij zat in de woonkamer op de bank, vanwaar je uitzicht had over het grasveld en de bergen, een uitzicht dat hij dolgraag fotografeerde, vooral met zonsondergang. Het was een kleine, gezellige kamer die door al het hout nogal donker was. Dit plekje werd echter verwarmd door de namiddagzon en daar zat hij het liefst, samen met de katten, behalve in de winter als iedereen zo dicht mogelijk bij de kachel wilde zitten omdat het de enige warmtebron in huis was.
Ik hoorde Marcus praten, maar schonk er niet veel aan dacht aan. Toen ik de hoek om kwam zag ik hoe hij zie lekker op de bank genesteld had, tegen de vervaagd bloempatronen op de bekleding en de kussens, waarop bundels zonlicht een dromerige sfeer creëerden. Ik besefte te dat hij een echt gesprek aan het voeren was, hoewel er verder niemand in de kamer was. Uit Marcus' houding leidde ik af dat de 'bezoeker' net achter het 'uitzichtraam' stond.
In die tijd gaf ik les op een school, met name dramatische vorming aan kleine kinderen. Dus wist ik, terwijl ik naar hem stond te kijken, zeker dat hij een denkbeeldig speelkameraadje in het leven had geroepen. Het was misschien wat eenzaam, zo in de bergen, als enig kind met heel weinig echte vriendjes. Ik vroeg hem met wie hij aan het praten was, hoewel ik er vrijwel zeker van was dat hij me iets zou vertellen over een ongelooflijk sprekend dier of een andere onvoorstelbare 'gast'.
Hij draaide zich om en keek me glimlachend aan. 'Je weet wel, de oude mensen.'
'Welke oude mensen?' vroeg ik, enigszins met mijn mond vol tanden, omdat het antwoord me zo alledaags voorkwam.
'Degenen die je helpen. Die je vertellen wat je weten moet voor dit leven, voordat je geboren wordt.'
Nogal verrast vroeg ik: Wie zijn die mensen?' Ik had het gevoel dat Marcus theevisite had, maar dat ik de gasten die hij had uitgenodigd niet kon zien, zo ongeveer als in het kinderverhaal Alice in Wonderland.
'Nou, ik kan ze zien, maar jij niet. Maar ze zijn wel echt.
Het zijn de mensen die me hebben verteld hoe mijn leven zou verlopen — welke dingen er zouden gebeuren. We namen samen een beslissing voordat ik werd geboren. Je weet wel, degenen die je helpen.'
'Nee, daar weet ik niets van. Vertel er eens wat meer over.' Ik ging tegenover hem zitten en stopte mijn voeten onder het dekentje dat tussen ons in lag.
Ze helpen je met te weten wat je doen moet. Ik heb drie mensen bij me. Ze praten altijd tegen me. Voordat ik geboren werd hielpen ze me te besluiten dat ik geboren zou worden bij jou en papa.'
'Hoe deed je dat?' informeerde ik verwonderd.
Ik was hoog boven de lucht met mijn vrienden. Ze lieten me jou en papa zien en twee andere mensen. Ik kon kiezen. Ik besloot bij jullie te komen. Ik hoefde deze keer niet te komen. Ik kon kiezen', antwoordde hij. 'En hoe kon je ons dan zien, van zo ver weg?'
'Ik was boven de lucht en toen kwam er een gaatje en daar kon ik doorheen kijken, net als bij mijn hand.' Daarop hield hij zijn hand als een vuist voor zijn gezicht, waarbij hij van duim en wijsvinger een rondje maakte. Dat hield hij voor zijn oog zodat hij erdoorheen kon kijken. Ik kreeg de indruk dat wat hij uitlegde zo ongeveer werkte als een zoomlens waarmee je met een camera close-ups maakt.
'Ik zag jou. Je was heel dik met de baby in je buik. Die andere vrouw ook. Ik koos jou.' Hij liet doorschemeren dat dit een groot geschenk voor ons was.
'Wat had ik aan?'
'Je gelooft me niet. Ik kan je bewijzen dat ik je zag voordat ik geboren werd. Je woonde in een groot rood ge bouw. Alle gebouwen eromheen zagen er hetzelfde uit. Je had een gele jurk aan met allemaal witte bloemen, net als de bloemen op het veldje', antwoordde hij.
Ahum. Ik had een gele jurk met madeliefjes, die ik in de laatste maand van mijn zwangerschap gedragen had maar het kon zijn dat hij een foto had gezien van mij in die jurk. Toen ik die foto eindelijk gevonden had, in een doos die hij met geen mogelijkheid kon hebben gezien begon ik te beseffen hoe buitengewoon zijn ervaring was Het was ook onmogelijk dat hij kon weten dat we in een stadswijk hadden gewoond die gerenoveerd werd, waar alle gebouwen van rode baksteen waren geweest. Nog vóór zijn eerste verjaardag waren we verhuisd naar een buitenwijk.
Bovendien besefte ik dat, als het waar was wat hij zei, de ziel van een baby niet eerder binnentreedt dan op het eigenlijke moment van de geboorte. Ik vroeg hem daar naar.
Het zag ernaar uit dat hij blij was dat ik die vraag stel de. 'Vee-Vee, wist je niet dat de ziel een lichaam in en uit kan gaan, voordat je geboren wordt, maar ook daarna . Als je ouder wordt vergeet je gewoon hoe je dat doet, dan doe je het steeds minder.'
Door die informatie begon ik te denken dat wiegendood misschien wel wordt veroorzaakt doordat de ziel een beetje te ver weggaat. Wellicht zijn we in het begin van het leven niet bang om het lichaam te verlaten. Misschien vinden de zielen van die baby's wel iets, iemand of een plek die intrigerender is en blijven ze daar gewoon, vergeten ze dat ze elders nog een lichaam hebben. Ik heb hem daar nooit naar gevraagd, hoewel ik er zeker graag meer over had willen horen.
Wat vertellen die mensen je nog meer?' vroeg ik.
'Het zijn mijn gidsen, zo heten ze. Ze zijn heel aardig en heel slim. Ze helpen me als ik een besluit moet nemen. Deze keer had ik helemaal niet geboren hoeven worden. Ik had de keuze, vanwege het niveau waar ik op zit, maar ik heb ervoor gekozen om te komen.'
'Wat bedoel je met niveau?'
'We zitten allemaal op verschillende niveaus. Die niveaus hebben niets te maken met hoe braaf je bent of hoe slim je bent. Ze hebben iets te maken met je ervaringen en met wat je geleerd hebt.' Glimlachend vervolgde hij: 'Jij zit onder mij. Sommige mensen zitten boven mij. Nou ja, ik kan het het beste zó uitleggen. Je geeft Latijn aan kinderen in de zevende en de achtste klas, ja toch?'
'Hmmm.'
'Goed. Je zou nooit naar mijn lokaal komen, in de tweede klas, en hetzelfde boek gebruiken om Latijn te geven. Dat zouden we niet begrijpen. Daar zijn we te klein voor. En je zou ook niet boos op ons worden. Zo is het ook met mensen. Sommigen zitten in de eerste klas en anderen zitten op de middelbare school. Dus geef je een eersteklasser geen leerstof voor een middelbare scholier. Begrijp je het nu?'
'Ja', zei ik, nogal verbijsterd. 'Je bedoelt dat we allemaal een ander bewustzijnsniveau hebben en dat sommige mensen voor liggen op anderen, maar dat we niet moeten verwachten dat eersteklassers evenveel weten als zesdeklassers. Klopt dat?'
'Ja! Je hebt 't door!' zei hij blij. 'Momenteel zeggen ze dat ik aan jou door moet geven dat je moet gaan lezen over gidsen en vorige levens. Ik zal je helpen. Zij zullen helpen. Ze zijn heel, heel slim en ze vertellen me alles wat ik wat ik weten moet om te leven.'
Verbluft antwoordde ik: 'Goed, en bedank ze maar van mij.'
Daarop zei hij: 'Vee-Vee, vind je het erg om ons alleen te laten? Ik wil je niet kwetsen, maar ze hebben me belangrijke dingen te zeggen.'
In zekere zin voelde ik me als een kind dat in het kantoor van haar vader te horen had gekregen dat ze mocht gaan, maar ik verliet rustig de kamer, terwijl hij verder praatte. Ik zocht mijn 'doe-lijst' op en schreef er bij : onderzoek doen naar gidsen en reïncarnatie.
Dit was de dag waarop ik begon te begrijpen dat ik mijn leermeester had ontmoet.
Marcus en ik kregen een steeds hechtere band met elkaar. Pas jaren later ontdekte ik hoe buitengesloten mijn man zich voelde. Klaarblijkelijk diende Marcus, hoewel zowel mijn man als ik vele lessen leerde, op de eerste plaats als mijn spirituele leermeester. Dat was weliswaar een van de belangrijkste redenen voor zijn komst op aarde, hij vereffende echter ook een karmische schuld met zijn vader, maar dat komt pas veel later in het verhaal.
.../...
Het was voor Marcus zeer noodzakelijk geen tijd te verdoen en hij had een speciaal gezegde dat hij gebruikte iedere keer als hij iets niet wilde. Dan zei hij eenvoudigweg: 'Ik weet niet meer hoe dat moet.' Voor hem was het duidelijk dat men niet van hem moest eisen dat hij het leerde. Dus toen de leraren schrijfles gaven, met blokletters, had hij een hekel aan schrijven. Hij zei dat hij wachtte tot ze hem leerden hoe hij 'echt moest schrijven'. Zodra het aan elkaar schrijven onderwezen werd begon hij schrijven leuk te vinden. Hetzelfde gold voor rekenen. Een eenvoudige breuk kon hij niet oplossen, maar toen de lange staartdelingen aan de beurt waren kon hij het onmiddellijk.
Hij zat tot aan de vierde klas op het laagste niveau voor rekenen. Toen pakte hij op een dag een vel opgaven voor gevorderde leerlingen en maakte die snel en met gemak. Ik weet nog dat zijn lerares, die een vriendin en collega van me was, me het verhaal vertelde. Ze zei dat ze aanvankelijk, toen hij bij haar tafel kwam om haar zijn werk te laten zien, had aangenomen dat hij maar wat aan het rommelen was geweest, want de enige getallen op het blad waren de antwoorden die boven de opgaven stonden. Toen hij volhield dat hij het werk af had, wist ze niet wat ze ermee aan moest. Dus gaf ze hem nog een blad met opgaven, precies even moeilijk. Hij schreef prompt de juiste antwoorden boven de opgaven. Ze was stomverbaasd. Hij stond daar maar gewoon en glimlachte. Toen ze hem vroeg hoe het kon dat hij die opgaven oploste, zei hij: 'Ik wist ineens weer hoe het moest.' En hij was er zo blij mee. Naarmate de tijd verstreek werd hij een heel goede leerling.
Ik herinner me nog een avond in mijn werkboekje thuis. We hadden een oude piano. Aangezien mijn vader - en zijn kant van de familie - muzikaal waren, dacht ik dat het leuk zou zijn als Marcus een instrument bespeelde. Ik speelde piano en vond dat heerlijk, dus vroeg ik hem of hij het ook niet leuk zou vinden om te spelen. Ik haalde warme herinneringen op aan de tijd dat ik samen met mijn vader duetten speelde en vertelde hoe leuk het was om mensen te begeleiden bij het zingen, vooral tijdens de
feestdagen.
Zijn antwoord: 'Nee hoor, ik weet niet meer hoe dat moet. Ik zeg het wel als ik een instrument wil bespelen.'
Nou ja, wat moest ik daar nu op zeggen! Een paar maanden later keken we naar de uitvoering van een symfonie op de televisie. Hij zag de violen en zei: 'Ik weet nog hoe je viool moet spelen. Dat kan ik.'
Dus leenden we een viool en hij begon te spelen. We ontdekten dat hij heel zuiver speelde en zijn leraar zei dat hij talent had. Trots vertelde ik hem dat. Hij keek me aan en lachte. 'Ik zei het toch. Ik herinner het me nog. Dat is alles. Wanneer ik me iets herinner van een vorig leven kan ik het met gemak. Waarom zou ik tijd verspillen met het leren van iets nieuws?' Er was één element dat gedurende Marcus' leven steeds aanwezig was, en dat was zijn idee dat tijd van belang was, met name zijn drang geen tijd te verspillen.
Hoewel ik vele redenen kon verzinnen waarom je iets nieuws zou kunnen leren, zei ik er niets op, want zijn logica was in zijn ogen volkomen juist. Op een dag heeft hij me zelfs onthaald op een lied met de titel Phoebe met de rode jurk. Zijn leraar vertelde me dat hij erop stond een lied te spelen over mij. Ik voelde me zeer vereerd.
Dat brengt me ertoe uit te leggen hoe ik aan mijn naam gekomen ben , Phoebe Lauren . Toen Marcus heel klein was ging hij me ‘Vee-Vee’ noemen . Ik zei dat ik Mommy, 'mama' was, maar zo heeft hij me nooit genoemd. Zijn vader noemde hij 'pappie' en 'vader Papa', maar mij noemde hij nooit 'moeder'.
Op een dag, toen hij ongeveer vijf was, vroeg ik waarom hij me nooit 'mama' noemde. Hij zei eenvoudig: 'Ik kan jou geen mama noemen. Ik heb mijn echte moeder. Ik wil haar geen verdriet doen.'
'Een ECHTE moeder?' vroeg ik.
'Mijn echte mama is thuis. Dus kan ik jou niet ook mama noemen!' verklaarde hij met ijzeren logica.
'Suffie, ik ben je echte mama', zei ik, en ik gaf hem een dikke knuffel.
Hij keek me met een vragende blik aan en legde het vervolgens uit: 'Ik heb een echte mama. Jij kunt haar niet zien, maar ik wel. Ze heeft blond haar, grote blauwe ogen. En ze is een beetje dik, maar ik hou van haar.'
Dat vond ik verrassend, aangezien ik precies het tegenovergestelde ben, en ook Marcus was donker, tenger en had bruine ogen. Hij heeft zijn hele leven over deze kwestie geen water bij de wijn willen doen. Hij hield vol dat mijn naam 'Vee-Vee' was en zo heeft hij mij de eerste acht jaar van zijn leven ook genoemd. Toen, op een verjaarsfeestje, zag hij de dochter van mijn vriendin schommelen in een autoband onder een dikke oude eikenboom. Het was een mooie lentedag met overal wilde bloemen, zonneschijn en vrolijk zingende vogels. Iemand riep het meisje toe:
'Phoebe!' Op dat moment 'herinnerde' Marcus zich mijn naam.
Hij kwam naar me toe terwijl ik in een kring met vrienden zat te praten en zei: 'Nu weet ik het weer. Je naam is niet Vee-Vee, het is Phoebe. Dat probeerde ik te zeggen.' Hij was zo trots op zichzelf dat hij mijn naam weer wist.
Maar de echte verrassing was dat al mijn vrienden het er ook mee eens waren, en vanaf dat moment had ik een andere naam. Mijn roepnaam was Barbara en ik was er toch al niet gek op, want het betekent vreemdeling. Natuurlijk was mijn moeder niet erg blij met mijn nieuwe naam, maar alle anderen wel, vooral Marcus.
De tweede naam, Lauren, gaf hij me op een dag toen we door de straten van Parijs liepen. Hij wilde dat ik een Franse naam had. Hij zag een fles Yves St. Laurentparfum en besloot dat het Lauren moest worden, Laurent zonder 't'. En zo werd ik Phoebe Lauren. Phoebe is Grieks voor 'licht' of 'lichtende' en Lauren betekent in het Hebreeuws hetzelfde. Een interessante samenloop van omstandigheden?
.../...
De eerste keer dat ik bewust met aura's te maken kreeg was uniek en onvergetelijk. Jim was thuisgekomen van zijn werk. Hij was toen aannemer en bouwde huizen, hetgeen fysiek zwaar werk is. Hij was het soort man dat steeds met een ander bedrijf begint, iemand die nooit tevreden was met wat hij had en het allerliefst rijk wilde zijn. Financieel gezien had ons leven veel weg van een rit in een achtbaan en dat maakte het tot een moeilijk huwelijk. Hij werkte hard en speelde het ook graag hard.
Hoe dan ook, hij kwam thuis en begroette ons. Marcus zat op de sofa bij de potkachtel die goed was opgepord, want het was winter. Hij wierp één blik op z'n vader en zei: 'O jee, ik ben weg. Ik ga naar mijn kamer!' Vervolgens pakte hij zijn huiswerk bij elkaar en haastte zich de trap op. Dit gedrag was zeer ongebruikelijk, aangezien hij meestal heel blij was zijn vader te zien en vaak ongeduldig zat te wachten wanneer Jim later thuiskwam dan verwacht.
Jim en ik keken elkaar aan en haalden onze schouders op. Marcus deed weer eens vreemd! Jim ging een douche nemen en ik liep naar boven om te kijken wat er aan de hand was.
'Marcus, wat is er? Waarom ging je er zo gauw vandoor toen papa thuiskwam?' Ik vond het vreemd.
'Phoebe, papa heeft rood om zich heen. Hij is kwaad! Ik wil er niet bij zijn als hij ontploft', legde hij uit.
'Wat bedoel je, - rood om zich heen?'
'Om zijn hoofd. Het is helemaal rood. Zie jij dat niet?'
'Nee', antwoordde ik. 'Wat betekent dat?'
'Dat betekent dat papa echt kwaad is. Altijd als het die kleur rood is, betekent dat woede. Zie jij dan bij mensen geen kleuren om hun hoofd?' vroeg hij. Ik merkte dat hij verbaasd was dat andere mensen niet zagen wat hij zag. 'Nee, ik zie niets. Hoe dan ook, papa is vrolijk en alles is in orde. Dus als ik roep, kom dan alsjeblieft naar beneden om te eten.' Ik liep zijn kamer uit, in de hoop dat hij zou gehoorzamen. Marcus was buitengewoon koppig en kon af en toe heel moeilijk in de omgang zijn. Beneden maakte ik het eten verder klaar en daarna riep ik hen allebei aan tafel. We hadden een genoeglijke maaltijd totdat Jim plotsklaps vreselijk kwaad werd. Ik weet niet eens meer waarom. Marcus keek me alleen maar aan met zo'n 'hebik-het-niet-gezegd'-blik in zijn ogen. Hij pakte zijn bord en ging boven eten.
Toen Jim gekalmeerd was vroeg hij waarom Marcus zo vreemd had gekeken. Ik legde Jim uit wat Marcus gezegd had over de kleuren, en dat rood de kleur was die op woede duidt. Jim vond het wel vermakelijk en vertelde dat hij iets had gelezen over een soort fotografie die Kirlian-fotografie heette, waarmee je de kleuren in iemands aura kon vastleggen, dat wil zeggen: de kleuren van het energieveld dat ieder van ons om zich heen heeft. Hij had een televisieprogramma gezien waarin foto's waren vertoond van de energie die aanwezig was tussen twee handen die naar elkaar werden gebracht. Ik moet één ding van Jim zeggen: hij had een zeer brede kennis van zo ongeveer elk onderwerp, wat me al die twintig jaar dat we getrouwd waren steeds bleef verwonderen.
De dag daarna legde Marcus me het volgende uit over aura's: 'Er zitten kleuren om mensen heen, vooral om hun hoofd. De kleuren kunnen heel helder of heel vaag zijn, soms kan ik ze nauwelijks zien. Ik dacht dat iedereen ze kon zien. Soms zijn het mooie kleuren en dan weetje dat het een aardig mens is. Zo af en toe zie ik iemand met heel donkere, lelijke kleuren. Die mensen zijn erg ongelukkig en soms eng. Het kan ook dat het slechte mensen zijn. Als ik rood zie weet ik dat die persoon boos is en als iemand de lelijke kleur groen heeft is hij ziek. Elke kleur betekent voor mij iets anders. Jij zou er iets over moeten leren. Je kunt er veel aan hebben, vooral als je advocaat wilt worden. Dan kun je zien of iemand de waarheid spreekt of niet.'
.../...
Op een dag zag ik Marcus buiten bezig op het veld, hij was gaten aan het graven en stak stokken in de grond. Jim en ik stonden naar hem te kijken door het grote 'uitzichtraam' in de woonkamer. We vroegen ons af wat hij aan het doen was. Toen hij binnenkwam vertelde hij het ons.
'Ik ben vallen aan het zetten voor diertjes. Ik weet niet zeker of ik het goed gedaan heb.'
'Wie heeft jou geleerd hoe je vallen moet maken?' vroeg ik dom. Ik had onderhand het antwoord wel moeten weten.
'Phoebe, ik weet gewoon hoe het moet.' Marcus legde uit dat hij zich herinnerde hoe je die vallen moest maken uit de tijd dat hij een indiaan was geweest. Dus gingen we naar buiten, het veld op, en kregen een les in het vangen van kleine dieren. Na dit voorval volgden nog vele andere van gelijksoortige aard elkaar in snel tempo op. Ik moest er maar gewoon aan wennen dat ik de moeder van een indianenjongetje was.
In de zomer dat hij acht werd besloten het bos achter ons huis te ontdoen van alle dode takken. ledere dag kapten Marcus en ik de dode takken weg en sleepten ze de heuvel af naar een open plek. Dit deel van de klus werd wel heel makkelijk nadat Marcus me had laten zien hoe je een 'slee' kon maken van de grotere takken. We stapelden de kleinere stukken op deze 'slee' en trokken die dan de heuvel af. Hij herinnerde zich voortdurend manieren om het leven te vereenvoudigen.
Dit gevoel van weten en herinneren deed zich keer op keer voor. Op een avond ging Jim naar boven om Marcus in te stoppen en zag dat hij veel speelgoed over de vloer en overal op zijn bed had liggen. Terwijl het speelgoed op de vloer niets ongewoons had, merkte Jim dat het speelgoed op zijn bed heel zorgvuldig gearrangeerd leek te zijn, alsof iemand anders het daar had neergelegd nadat hij erin gekropen was.
Jim vroeg hem wat er was gebeurd en hij antwoordde: 'Ik heb ze verplaatst. Ik denk gewoon aan mijn speelgoed, dat het van de plank naar mijn bed komt, en dan gebeurt dat. Zo hoef ik niet mijn bed uit om het te pakken.'
.../...
Ik herinner me nog dat ik, kort nadat we verhuisd waren naar het huisje in de bergen, wakker werd doordat er in de leegstaande slaapkamer boven me boeken op de grond vielen. Jim en ik sliepen beneden, onder de lege kamer, en Marcus sliep in de andere slaapkamer boven.
De volgende ochtend vroeg ik aan Marcus of hij in die kamer was geweest en met de boeken had gespeeld. Hij verzekerde me dat hij dat niet gedaan had en vroeg me waarom ik dacht dat hij daar binnen geweest was. Ik vertelde hem over het geluid van boeken die op de grond vielen.
Hij lachte en zei: 'O, dat was vast de man die daar woont.'
Toen ik hem vroeg dat uit te leggen vertelde hij me over het 'spook' die in de kamer tegenover hem woonde. Hij zei dat de man lang geleden was overleden maar het fijn vond om in het huis te zijn. Verder stelde hij me gerust door te zeggen dat de man geen kwaad in de zin had, dat hij alleen maar in de war was, hoewel Marcus een afspraak met hem had gemaakt. 's Nachts moest de man in zijn kamer blijven en er niet uitkomen als de deur dicht was, hoewel hij uiteraard makkelijk door de deur heen kon lopen als hij dat zou willen. Op die manier, vertelde Marcus, kreeg hij voldoende nachtrust en kon hij in harmonie met onze 'gast' samenleven.
Toen ik het verhaal aan Jim vertelde, besloot hij het eens te checken. Hij ontdekte via de vorige eigenaars dat er op de plek waar ons huis was gebouwd een schuur had gestaan. Ongeveer vijfentwintig jaar voordat wij er kwamen had de eigenaar van het stuk grond zich opgehangen in de schuur, die kort daarna door zijn familie met de grond gelijk was gemaakt. Een paar jaar later werd op dezelfde plek ons huis gebouwd. Dus was het duidelijk dat Marcus spoken kon zien en met ze kon praten, en desondanks ging hij met de situatie en de man om alsof het volkomen normaal was. Ik moet wel zeggen dat deze kamer leeg bleef staan en dat niemand er gebruik van maakte, noch er naar binnen ging, hoewel het een grote kamer was, net zo een als Marcus' slaapkamer. Jim en ik hebben vaak tegen elkaar gezegd dat het een prachtig kantoor of een mooie werkruimte zou zijn. Maar het bleef vooral een logeerkamer, met slechts heel weinig echte loges!
Op een dag, een paar jaar later, toen het spook min of meer een lid van het gezin was geworden, kwamen er een paar vrienden op bezoek. We kregen niet vaak gasten, aangezien het huis niet zo makkelijk bereikbaar was. Je moest bijna twee kilometer over een smalle, bochtige, onverharde weg, die vaak wegspoelde door de winterregens omdat hij was uitgehakt in de bergwand.
We zaten met zijn allen in de woonkamer toen Marcus hen begon te vertellen over het spook in het huis. Ik denk eerlijk gezegd dat hij het deed om indruk te maken op hun dochter, met wie hij indertijd 'verkering' had. Onze vriend, die advocaat was, zei dat hij het weliswaar een intrigerend verhaal vond maar beslist niet in spoken geloofde. Marcus glimlachte alleen maar en zei dat het desondanks waar was, of onze vriend nu in spoken geloofde of niet.
Precies op dat moment viel er een glas-in-loodraam in een houten lijst, dat aan een ketting achter de stoel van onze vriend hing, op de grond. De ketting brak in vele stukken, maar het glas-in-loodraam, dat in huis hing toen wij erin trokken, bleef wonderlijk genoeg heel. Het behoeft geen betoog dat onze vriend erg geschrokken was en zich buitengewoon onbehaaglijk voelde. Marcus maakte het er niet veel beter op door te glimlachen en te zeggen: 'Zie je nou wel, ik zei toch dat we een spook hadden. Ik zei het toch!'
Vrij snel daarna gingen onze vrienden weg. Jim en ik waren er min of meer aan gewend dat er in huis dingen door de lucht vlogen, of opdoken op een andere plek dan waar we ze achtergelaten hadden. Het kwam meer dan eens voor dat we bloempotten door de lucht zagen vliegen of dat er voorwerpen vlak voor onze neus verschenen. Als we iets kwijt waren vroegen we het vaak aan Marcus. Meestal ontdekten we tot ons genoegen dat hij precies 'wist' waar het gezochte was. We hebben zoveel dingen leren accepteren.
Uit : Wijsheid van een sterrenkind
( Starchild )
Phoebe Lauren
ISBN : 9789020281446
Phoebe Lauren vertelt nog meer over de Sterrekinderen.....
Sterrenkinderen incarneren in groepen tijdens spirituele over-gangs-perioden en de meeste mensen zullen het erover eens zijn dat dit een tijd van grote verandering is. Ze zijn hier om behulpzaam te zijn tijdens het begin van het Gouden Tijdperk van Spiritualiteit in het Nieuwe Millennium. Veel mensen, trekken zich terug uit een wereld die overheerst wordt door materiële bezitsdrang, uitwendig genot dat nooit blijvend is, en ze beginnen naar binnen te keren om echte vrede en pure voldoening te ondervinden. We worden in feite spiritueler. Men hoeft alleen maar te kijken naar het aantal bestsellers om deze trend bevestigd te zien. Zelf-hulp boeken, gechannelde boeken en spirituele avorituurboeken halen regelmatig de bestsellerlijsten: Dit zijn boeken die vroeger alleen te krijgen waren in de ‘nieuwe-tijds’ – of esoterische boekhandels. Nu zijn ze te vinden bij elke willekeurige boekhandel, ramsj-zaak en zelfs in supermarkten en op vlieghavens. Dit gebeurt niet alleen in Engels-sprekende -landen, maar ook in Europese landen. Ik weet niet zeker hoe het zit met andere landen, maar via Internet raken deze boeken over de hele wereld bekend. De media hebben het opgepikt – spiritualiteit is in!
De geschiedenis van de Sterrenmensen gaat eeuwen terug. Er zijn veel bekende legenden in Centraal- en Zuid-Amerika over Sterrenwezens die neerdaalden uit de hemelen om de mensheid te helpen. Je hoeft maar te kijken naar oude tekeningen om ‘buitenaardse’ wezens te zien. Het blijkt dat Sterrenkinderen /volwassenen altijd aanwezig zijn op aarde – deze gewijde wezens die een hogere spirituele kennis -naar het aardse vlak brengen. Ik geloof dat wij nu pas een niveau van bewustzijn hebben bereikt dat ver genoeg is gevorderd om dit fenomeen, dat er vanaf het begin van de mensheid geweest is, te herkennen. Als collectief kunnen wij waarnemen dat er een verandering plaatsgrijpt via onze kinderen omdat we nu deze nieuwe evolutie van ons ras kunnen ‘zien’ . Als volwassen Sterrenkinderen beginnen wij ons op ons gemak te voelen binnen het grote plan. We zijn bereid om het risico te nemen om herkend en uitgedaagd te worden. Als je een Sterrenkind bent, ben je de ‘natuurlijke vredestichter’. Omdat je een hogere vibratie hebt, kunnen argumenten en onenigheid jou benauwen en je groot zielsverdriet brengen. Vaak loop je het liefst weg van disharmonie, in de wetenschap dat het geen zin heeft om een ander te overtuigen van jouw ideeën voordat hij of zij ver genoeg is ontwikkeld. Het maakt niet uit of Sterrenkinderen erkend worden of niet, ze zijn hier. Er wordt soms beweerd dat er al méér dan een miljoen Sterrenkinderen en -volwassenen zijn. Je hoeft alleen maar te zoeken op internet om te beseffen dat ze bestaan. Dus, het ziele-pad van een Sterrenkind is om een vredestichter te zijn, de Aarde te helpen met haar evolutie naar een hogere dimensie, als een Ster van Liefde en Licht. Sterrenkinderen komen van heel ver weg om deze planeet en haar bewoners te helpen. Ze dragen de boodschap van/onvoorwaardelijke liefde, ongelimiteerde hoop, en broodnodige moed voor de gehele mensheid.
Waar komen Sterrenkinderen vandaan?
Een groep Sterrenkind-boodschappers komt rechtstreeks van een andere ster of planeet, en anderen zijn interdimensionale wezens met het vermogen om tussen de dimensies te bewegen. Sterrenkinderen lijken hun oorsprong te hebben in dimensies van grotere gevoeligheid en fijnere vibraties dan hier op aarde worden aangetroffen. Op deze .sterren of vibratie-niveaus waar ze vandaan komen, gaat iedereen goed met elkaar om. Vrede en harmonie zijn. altijd aanwezig. Sommigen zeggen dat ze van de Pleiäden zijn, terwijl anderen praten over verafgelegen groene of blauwe sterren. Een ding is zeker – ze komen van dimensies waar wij niet van kunnen dromen noch met onze menselijke ogen, kunnen zien. Ze zijn hier, paraat en gereed om te assisteren in het vredesproces. Toen Flavio’s moeder vroeg welke ster de zijne was, antwoordde hij, ‘ieder van ons heeft een ster. Mijn ster is alle energie die in mij zit. Mijn ster is van goud.,Mijn zoon Marcus geloofde dat hij van een groene ster was. Of dit nu een echtester was of slechts een vibratie, zullen we nooit weten. Zelfs deze onduidelijkheid doet niets af aan het basis-idee.
In Nederland ontmoette ik een jonge Sterrenvrouw die zeer bezorgd en treurig was nadat zij mijn boek over Marcus had gelezen. Marcus geloofde dat de rode ster een gewelddadig en kwaadaardig oord was. Met tranen in haar ogen vertelde ze mij dat zijn gedachte haar verdrietig stemde, want zij kwam daar vandaan en volgens haar waren de mensen daar liefdevol en vriendelijk. Zij wilde weten wat ik geloofde. Ik zei dat ik ervan overtuigd was, dat er ontelbare sterren in het universum zijn, en dat zij en Marcus waarschijnlijk allebei gelijk hadden. Ze hadden het vermoedelijk over twee verschillende sterren in verschillende constellaties. Het is zeer belangrijk dat we deze kinderen niet het gevoel geven dat, wat zij geloven vreemd of verkeerd is. Neutrale acceptatie en een sterke innerlijke balans zijn van wezenlijk belang als men met deze kinderen werkt en hun verhalen aanhoort.
Welke missie heeft de huidige golf van Sterrenkinderen die nu op aarde zijn precies?
De Sterrenkinderen hebben de taak om onophoudelijk te helpen bij deze overgangsperiode van de aarde, waarin de mensheid en de aarde zelf minder fysiek en meer spiritueel worden. Ze brengen de gaven van wijsheid, harmonie en balans naar de aarde. Sterrenkinderen hebben gekozen om hier te zijn als ‘Afgezanten van het Licht’ om de terugweg naar het Licht of de Bron te duiden. Een manier die ik gebruik om meer lichtvibraties op aarde te brengen, is om verbonden te blijven met iedereen in mijn leven, zover ik dat kan. Als iemand iets positiefs of negatiefs zegt, probeer ik te begrijpen dat het alles te doen heeft met die persoon die dit deelt en weinig of niets met mij. Op die manier kan ik liefdevol blijven wat er ook om me heen gebeurt – en natuurlijk werkt dit niet altijd. Sterrenkinderen herinneren zich of weten al hoe ze hun vibraties kunnen verhogen. Dit is deel van het transformatie-proces waarin de Sterrenkinderen hun oorspronkelijke staat weer bereiken. Deze ‘nieuwe’, voor hen natuurlijke, staat zal helpen bij de nieuwe uitlijning van de menselijke vibratie. Wanneer iemand in zijn hart vredig is, is er meer vrede in de wereld. We dienen persoonlijk eerst innerlijke vrede te vinden voordat we een wereld van vrede kunnen creëren. Volgens informatie die ik ontvang tijdens diepe meditaties, zijn de oorspronkelijke sterren en de wezens daarop, verder geëvolueerd dan de Aarde en haar bewoners. De bewoners van deze sterren hebben’ reeds dezelfde bewustzijnstransformatie ondergaan die zich nu hier voordoet.
Dit is de herinnering van een Sterrenkind van haar planeet:
‘De mensen op mijn thuisplaneet lijken erg op elkaar. Ze hebben grote, mooie, blauwe, enigszins scheefstaande ogen. Hun lichamen zijn helemaal wit, zonder mond of oren. Ze zijn extreem gevoelig en communiceren via telepathie en ze zijn helderziend. Ze bestaan niet in dezelfde dichte fysieke dimensie als wij. Ik merkte dat ze de grond niet aanraken tijdens het lopen. Ze hoeven niet te eten en ze doen niet al die dingen die wij doen om te leven. Ik zag wel overal veel dennenbomen. De lucht was donkerder dan hier op aarde, maar heel blauw. Ik zag geen gebouwen of transportmiddelen. Mensen leken te verschijnen of te bewegen met gedachtenkracht…’ Hier is ook een beschrijving van de planeet van Marcus: ‘De wezens op mijn planeet leven onder een glazen koepel die de atmosfeer en de luchtdruk voor ons op het juiste niveau houden. Mijn planeet is heel mooi, maar anders dan de Aarde. We hebben geen bomen, natuur, zeeën, of dieren – alleen mensen. Maar/ik houd van mijn planeet omdat de energie daar perfect is. We zijn nooit moe of boos. Wij gebruiken veel van onze tijd om goede energie naar elkaar te sturen. We komen niets tekort omdat we alleen maar aan iets hoeven te denken en het verschijnt. Bijvoorbeeld, ik kan in een speciale kamer gaan zitten, een meer verbeelden en dan ben ik echt daar aan het vissen. Dit lijkt waarschijnlijk magisch voor jou, maar voor ons is dit normaal. Het is een plek waar iedereen goed met elkaar omgaat.Mensen praten met elkaar in gedachten. Omdat we gelukkig en helder zijn, hoeven we niet te liegen of schaamte te voelen over iets dat we gedaan hebben. Wij hebben daarom veel energie. Wij werken allemaal met de groene helende straal. Er is altijd vrede op onze planeet.’ Ik gaf toe dat het fantastisch klonk, dat iedereen wel op zo’n plek zou willen leven, en ik vertelde hem dat alhoewel ik me zo’n specifieke plek niet kon herinneren, ik wel een oude herinnering had die daarop leek.
Wanneer zijn de eerste Sterrenkinderen hier geïncarneerd?
De volgende informatie kwam in de vorm van visioenen tijdens mijn meditaties. Er is natuurlijk geen enkele manier om het volgende te ‘bewijzen’. Je kunt alleen maar diep naar binnen gaan om af te tasten welke delen als echt aanvoelen. Ik bied het aan in de hoop dat het jouw gedachten opent, en een verbreding van acceptatie van andere soorten van ‘weten’ zal bieden.
De Aarde en al het leven op de oppervlakte, inclusief de mensheid, waren op een ramkoers. Moeder Aarde stuurde een signaal uit naar het universum. Het was een S.O.S., een schreeuw om hulp van alle hogere vibraties. Dit gebeurde tijdens de tweede wereldoorlog toen de aarde en alles erop bedreigd werd met totale vernietiging door de net gecreëerde en gebruikte atoombom.
Toen dit signaal ontvangen werd in het uitgestrekte universum van sterren, werd er door allen die daartoe in staat waren, gecommuniceerd. Daarmee bedoel ik dat alle wezens op alle sterren met het nodige bewustzijnsniveau, deze noodseinen van de aarde ontvingen. Zij creëerden een strategisch ‘plan de campagne’ en gingen tot actie over. Om te beginnen reageerden alle bewoners op het noodsein van de aarde, en dat is niet vreemd omdat de bewoners van de sterren, en de sterren zelf, begrijpen en leven volgens het concept dat alles energetisch verbonden is. Al snel, toen de situatie verergerde, werd een Planetaire Commissie gevormd en een verzoek uitgezet voor vrijwilligers om deel te nemen in een verbond met de missie om de Aarde en zo veel mogelijk van haar bewoners te redden. De zeer oude, wijze zielen die verkozen om onmiddellijk te gaankonden het conflict en de nasleep van de oorlog aan. Velen waren al op aarde geweest tijdens de oorlog omgekomen in de concentratiekampen in oorlogshandelingen en in onmenselijke martelingen. Op dat moment waren ze al bezig met het verhogen van het bewustzijnsniveau. Zoals je kunt zien zijn er altijd Sterrenkinderen of Vredestichters op aarde.
De situatie ligt nu anders, nu er grote golven van Sterrenkinderen in incarnatie zijn. De eerste golf startte begin 1940 en zal zijn hoogtepunt bereiken aan het eind van dit decennium in 2010. Dit betekent dat vele Sterrenkinderen zelf kinderen en zelfs kleinkinderen zullen hebben met een gelijke vibratie. Een deel van de ‘baby-boom’, de geboortegolf in de tweede helft van het vorige millennium, bestond uit Sterrenzielen die de taak hadden om de weg te bereiden voor diegenen die later kwamen. De wezens met fijnere energieën binnen het netwerk incarneerden rond 1970, alhoewel sommigen niet echt tot volwassenheid konden komen in de te grote beperkingen van de derde dimensie. Velen besloten voortijdig te vertrekken en later opnieuw te incarneren als het energieveld draaglijk was. Enkele jaren na 1970 schreef een Sterrenkind: ‘De nieuwe kinderen worden nu geboren. Zij vormen een ander type mens alhoewel dit moeilijk te verifiëren is. Ik ben er wel één van, een van de eersten. De mensheid is aan het veranderen. De verbinding met de spirituele wereld is nu verbeterd. Nu kunnen alle kinderen hun eenheid met de spirituele bron, hun essentie, behouden. In haar boek Life before Life biedt Helen Wall-bach de volgende uitleg aan uit haar onderzoek waarin ze is. Bijna allemaal voelden ze dat ze cruciale informatie gekregen hadden die ze met iedereen dienden te delen.
Hoe is het voor een Sterrenkind om op aarde te zijn?
Flavio vertelt: ‘Voor mijn geboorte kon ik alles vanuit elk perspectief zien. Mijn zicht was onbegrensd omdat ik geen fysieke ogen had. Het was de eerste keer dat ik zo dichtbij een solide planeet was. (Hij heeft het hier over de aarde.) Ik moest mezelf voorbereiden door langs andere planeten te gaan waar ik me kon voorbereiden op deze fysieke dimensie. Het was net alsof ik met een potlood in de lucht moest leren schrijven. Deze ervaring zou heel nieuw zijn, heel bijzonder, omdat ik een fysiek lichaam zou hebben. Ik moest wat grondregels meenemen om hier te kunnen zijn: de concepten ja en nee, tijd enruimte bijvoorbeeld. Aarde is immers een wereld van tegenstellingen.Het is zeker dat wij allemaal moed hebben gehad om naar de aarde te komen, en wij mogen daar best erkenning voor krijgen. Want het maakt niet uit hoe lang geleden dat was, wat ervoor nodig was, het blijft een avontuur, getuigt van groot vertrouwen en een afspraak om iets specifieks te doen. Dit betekent hele-maal niet dat Sterrenkinderen vrij zijn van persoonlijke kwesties, karmische patronen en al het andere waar elk mens mee geboren wordt. Elk Sterrenkind heeft zijn/haar problemen en uitdagingen net als iedereen.
Waar op aarde incarneren Sterrenkinderen ?
Veel Sterrenkinderen geboren tijdens de tweede wereldoorlog of vlak daarna, kozen incarnaties in landen waar ze redelijk veilig voor oorlog zouden zijn (vooral als ze omgekomen waren in concentratiekampen). Deze Sterrenkinderen kozen vaak voor Amerika in multi-etnische, internationale families. Een rijke, culturele achtergrond was belangrijk omdat het vermogen om méér dan een taal te spreken essentieel is voor het vredeswerk. Zij kozen ook voor ‘veilige’ landen, vooral Canada, de VS, Mexico en centraal-Amerika. Het is belangrijk in gedachte te houden dat deze kinderen zeer gevoelig zijn voor vibraties. Het zou dus zeer moeilijk zijn om geboren te worden in een oorlogsgebied, zelfs na afloop van zo’n oorlog. De vibraties van geweld blijven jarenlang aanwezig en worden misschien zelfs nooit totaal vergeten. Ik geloof dat net als wij, de aarde een geheugen heeft. Een voorbeeld hiervan is het feit dat ik (ik was nooit eerder in Nederland geweest), bij mijn eerste bezoek aan dat land en de stad Rotterdam, in een flits een beeld van vernieling zag. Ik wist niet dat deze mooie stad zo vreselijk gebombardeerd was tijdens de tweede wereldoorlog. Pas later kreeg ik de informatie hoeveel er was vernietigd; Toen mij foto’s van vlak na de oorlog werden getoond, was dit precies wat ik met mijn geestesoog had gezien. Geen wonder dat Sterrenkinderen zo’n stad, en veel andere Europese steden, niet bovenaan hun wenslijst hadden staan bij hun keuze voor de plek van hun geboorte. Mijn ervaring wordt dagelijks beleefd door Sterrenkinderen op allerlei plekken in de wereld. Het blijkt dat de vibratie van angst en geweld na enkele jaren afneemt, waardoor de weg wordt vrijgemaakt voor incarnaties van Sterrenkinderen op plekken zoals in Europa, die grondig werden verwoest tijdens de oorlog. Nederland, een land waar het leren van méér dan één taal heel gewoon is, is weer een favoriete plek. Ik geloof dat van alle Europeanen, de Nederlanders het meest openstaan voor nieuwe ideeën en spirituele onderwerpen. Is hun internationale handelsverleden de reden dat de mensen van dit klein landje zulke wereldburgers zijn geworden? En natuurlijk blijven Sterrenkinderen overal geboren worden in multi-etnische en internationale families.De voorkeur gaat uit naar een familieomgeving waarin thuis meerdere talen worden gesproken, en waar tolerantie en een liefde voor de verschillen van rassen heersen. Reizen en rechtstreekse ervaringen opdoen met andere culturen is ook belangrijk. Als je de ouder bent van een Sterrenkind moet het blootstellen van het kind aan andere talen en culturen hoog op de lijst van je prioriteiten staan, ook al ben je zelf niet twee-of veeltalig. Als onderdeel van zijn/haar vredesmissie is er een behoefte van het kind om andere culturen rechtstreeks te observeren en te ervaren. De meeste van deze kinderen passen gewoon niet in traditionele school- en andere sociale structuren, dus is het nodig dat de ouders de eigenaardigheden van het Sterrenkind erkennen. Deze kinderen zullen zich beter voelen in alternatieve scholen zoals Montessorischolen, Vrije scholen, en andere voor het Indigo-type geschikte scholen. In het algemeen kiezen deze kinderen een omgeving die rijk is aan cultuurverschillen, vaak vlak bij of in de grote steden. Ze hebben behoefte aan alternatieve scholing en dat wordt vaak niet gevonden in kleine dorpen. De bewoners van grote steden zijn, anders dan vaak de mensen in kleine dorpen in het algemeen ontvankelijker voor een groot scala aan menselijke uitdrukking. Hoewel ze intens van de natuur houden, is landelijk isolement meestal niet de eerste keuze van de Sterrenkinderen.
Veel Sterrenkinderen melden dat ze heimelijk een kijkje hebben genomen bij de ouders en hun toekomstige omgeving vóórdat ze werden geboren. Wat zoeken ze dan? Dat is moeilijk te bepalen ofschoon ik vermoed dat ze voorkeur hebben voor een omgeving waarin in ieder geval één ouder van dezelfde of een soortgelijke vibratie is. Een ouder die openstaat voor paranormale zaken of een die zelf dit soort gaven heeft zal hoog op het verlanglijstje staan. Ik geloof dat ze families zoeken waarin méér dan een taal wordt gesproken. In het gezin waarin ikzelf werd geboren bijvoorbeeld, worden drie talen regelmatig gesproken. Toch geloof ik dat deze kinderen vooral de ervaring zoeken van onvoorwaardelijke liefde en harmonie in hun toekomstige gezin.
Dus waar vind je Sterrenkinderen?
Bijna overal. En hoe herken je ze? Zoek die wijze oude blik in hun jonge ogen – ogen die alles al eerder gezien hebben. Je zult die ‘blik’ herkennen zodra je een Sterrenbaby in je armen houdt. Het is onmiskenbaar. Een Sterrenkind zijn, is trouwens een innerlijke overtuiging of gevoel. Er is niemand die dat kan bewijzen voor jou of jouw kind.
Wie zijn de Sterrenkinderen?
Alle mensen zijn gelijk. Geloof je dat? Hoeveel mensen die piano spelen zijn net als Mozart? Wie kan een kwast in zijn hand nemen en als een Monet schilderen? En toch, terwijl we allen geboren worden met een grote variëteit aan talenten en capaciteiten hebben we allemaal iets met elkaar gemeen. Wij mensen kunnen nadenken over ons bestaan en ons handelen. Er is iets in ons je kunt het een ziel noemen dat onafhankelijk van ons lichaam lijkt te bestaan. Dit is het deel dat volgens mij in gelijke mate ‘gecreëerd’ is of ‘gedeeld’ wordt door ons allen. We worden geboren binnen een ‘stam’, of we dat nou willen toegeven of niet. We zijn allen ergens op aarde geboren. Als baby hebben we misschien wilde dieren horen brullen, of het geluid van de kar van de melkman over de straatstenen of de sirenes en straatgeluiden van een grote stad. We zijn bijna allemaal geboren binnen een geloofsysteem, een landscultuur en een specifiek ras. De omstandigheden rond onze geboorte zijn de coulissen op een toneel na het optrekken van het gordijn voor de eerste akte van een nieuw toneelstuk. Wat gebeurt er als wij ‘het podium van het leven’ betreden? We hebben allen de benodigde capaciteiten en gaven om onze ‘rol’ te spelen. Sommige mensen hebben hoofdrollen en worden ‘sterren’ en anderen hebben ondersteunende rollen. Sommige mensen hebben sterke, sportieve lichamen en anderen zijn kwetsbaar, blijven thuis en schrijven poëzie. Wij zijn er in alle vormen en maten, niet alleen als individuen maar ook als naties. We hebben ook verschillende intellectuele capaciteiten. Niemand kan het hiermee oneens zijn – één bezoek aan een wetenschappelijke denktank, en een tehuis voor verstandelijk gehandicapten, is voldoende bewijs. Heb je ooit iemand gekend die een vreemde taal in enkele maanden kon leren, terwijl jij er na jaren nog moeite mee hebt? Of iemand die een deuntje kan spelen na het één keer te horen, terwijl jij, zelfs na tien jaar les, er nog steeds niets van maakt? Geen twee mensen zijn precies gelijk, net als de verschillen in elke bloem en blad in de natuur. Er is een oneindige variatie op aarde en nuances die wij niet kunnen zien. Dus, binnen het menselijk ras zijn er dingen die we allemaal gelijk hebben maar er is ook een overvloed aan individuele verscheidenheid. Zoals mensen zich kunnen identificeren met een bepaald ras, geloof of met een specifieke groep, zijn er mensen zoals ik die een affiniteit hebben met het idee dat ze Sterrenkinderen zijn. Er zijn Sterrenkinderen in elk land, elk ras en in elke leeftijdsgroep. Ze zijn van verre sterren naar de aarde gekomen om de planeet en haar bewoners te helpen – om vrede, hoop en vreugde te brengen naar droevige harten en naties in oorlog. Zoals mensen met een muzikaal of artistiek talent of andere capaciteiten, hebben Sterrenkinderen zekere karakteristieken. Bijna alle Sterrenkinderen delen de collectieve overtuiging en herinnering dat ze van een andere ster, vibratie of planeet zijn gekomen. Omdat ik heel wat verschillende omschrijvingen heb gehoord van deze plek van oorsprong is het mij niet duidelijk of zo’n ster een echte plek is in het universum, een vibratie, of een dimensionele realiteit. Deze herinnering kan aanwezig zijn bij de geboorte of kan over de jaren langzaam groeien.
Sterrenkinderen hebben vaak een diepe zielenwens om terug te keren naar hun ster en vinden het moeilijk om het menselijke leven te begrijpen – vooral wreedheid en strijd. Sterrenkinderen zijn vooral naar de aarde gekomen als vredestichters, en ze zien dat dan ook als hun primaire missie. Velen kiezen ervoor om te werken in de zorgsector of in ondersteunende beroepen, zoals ecologie of milieuzaken, om de aarde te helen. Ze lijken een verhoogd bewustzijn te bezitten van de spirituele wereld, en er is een herkenning van de eenheid met de spirituele bron of essentie. Ongetwijfeld hebben ze dit nodig om hun aardse missie te volbrengen. Toch is het een collectieve missie, de gehele menselijke familie is vertegenwoor-digd, ieder moet z’n eigen rol spelen.
In hoeverre komen Sterrenkinderen overeen met andere groepen ‘nieuwe kinderen’?
Er zijn meldingen van herkenbare groepen ‘nieuwe kinderen’ die momenteel op aarde incarneren.. Misschien heb je erover gehoord? Alhoewel mijn onderzoek summier is, zoals alle onderzoek beperkt is, heb ik wel bijna alle verkrijgbare informatie over deze ‘nieuwe kinderen’ gelezen, op het internet, in boeken en tijdschriftartikelen. Het lijkt dat veel mensen, vooral therapeuten en leraren, geïnteresseerd raakten in deze nieuwe kinderen toen er opeens veel kinderen niet konden meekomen met” het traditionele schoolsysteem. Steeds meer kinderen tonen duidelijke tekenen van ‘anders leren’ en het werd belangrijk om deze kinderen te helpen.
Tot nu toe heb ik niet alleen de’Sterrenkinderen maar ook de volgende groepen geïdentificeerd:
1. Nieuwetijdskinderen zoals ze in Nederland en Belgi ë vaak worden genoemd.
2. De super-paranormaal begaafde kinderen zoals ze vooral in clusters in China worden aangetroffen.
3. Kinderen die geboren worden met superimmuniteit - of ze ontwikkelen die later. Er wordt gezegd dat dit een rechtstreeks resultaat zou zijn van het aidsvirus.
4. Tot slot zijn er de Indigo-kinderen waarvan gezegd wordt dat het systeembrekers zijn.
Voordat je verder leest, wil ik zeggen dat ik de bovenstaande groepen kinderen niet persoonlijk heb onderzocht, noch ken ik de mensen die ze geïdentificeerd hebben. Deze informatie wordt aangeboden om te kunnen vergelijken en als je méér wilt weten, zul je deze rapporten zelf moeten nagaan. Enkele zijn misschien nep, andere kunnen mogelijk vervalste statistieken bevatten, en enkele zijn wellicht niet meer dan wensdromen. Omdat ik mijn werk alleen richt op het fenomeen ‘Sterrenkinderen’ geloof ik niet dat het mijn taak is om de theorieën van anderen te verifiëren; maar om u, de lezer, een zo volledig mogelijk beeld te geven, vond ik vermelding van deze groepen nodig. De informatie en feiten die mijn ideeën ondersteunen komen uit persoonlijke ervaring, jaren van studie en onderzoek, gesprekken met en opmerkingen van Sterrenkinderen, maar er is ook informatie die tijdens mijn meditatiesessies doorkwam. Ik geloof dat wij, voordat we geboren worden, besluiten -wellicht wordt voor ons besloten – welke specifieke gaven en uitdagingen wij zullen meekrijgen. Of onze persoonlijkheid en lichaamstype door ons erfgoed of door ons zielenbewustzijn bepaald wordt is voor mij niet echt interessant. Het feit is dat we allen aankomen met specifieke talenten specifieke gaven die gebruikt kunnen worden om expressie te geven aan onszelf en om een bijdrage te leveren aan de samenleving waarin wij worden geboren. Bijvoorbeeld iemand die geboren wordt in een geïsoleerd dorp in Nepal zal waarschijnlijk geen behoefte hebben om drie tot vier talen te leren spreken teneinde een productief leven te hebben, maar het kind dat in Nederland geboren wordt wel. En het lichaam van een Zweeds kind zal niet met hetzelfde gemak hitte kunnen doorstaan als dat van een Afrikaans kind.
Wij zijn allemaal van het menselijk ras. Ieder van ons is een buitengewone uiting van het goddelijke. Toch hebben de Sterrenkinderen specifieke attributen en uitdagingen. Als je een Sterrenkind bent, kan het zijn dat je visioenen hebt die je niet begrijpt, dat je bang bent omdat je de toekomst kunt zien, dat je misschien geliefde zielen kunt zien na hun dood, of dat je gewoon te gevodig bent om goed te kunnen functioneren als een ‘normaal’ mens. Wie zegt dat het eten van junkfood, naar disco’s gaan, gewelddadige films bekijken, elkaar vermoorden, of zelfs de krant lezen, gewoon is? Ik vind het geweldig dat mensen hierover beginnen te praten en dat deze verschillende typen kinderen worden geïdentificeerd. Laten we alle theorieën en ideeën over hoe we onze kinderen onszelf en andere Sterrenvolwassenen kunnen helpen maar eens bekijken. We hoeven niet allemaal hetzelfde te zijn. Laten we elk kind als speciaal en uniek behandelen. En laten we vooral de bijdragen van alle kinderen waarderen.