De acteur Paul Codde (57), voorheen jarenlang radio- en televisieomroeper bij de BRT en de VRT, gaat niet onopgemerkt voorbij in de soap ‘Sara’ : hij speelt er de modeontwerper Marnix in, een fladderende diva, die het begrip nichterigheid weer even scherpstelt en uitvergroot ten behoeve van de geïnteresseerde leek. Outré is het juiste woord. Outré met een gilletje is zo mogelijk nóg precieser.
........... Het is een milde herfstdag in Brasschaat, en Paul Codde, in de relaxte kleding van een thuisblijvende vakantieganger gestoken, vindt dat we maar beter op het tuinterras kunnen gaan zitten. We lopen door zijn villaatje en in het voorbijgaan attendeert hij me op iemand die in de woonkamer stil aan tafel zit : ‘Dit is Pedro.’ Van mijn research herinner ik me dat desbetreffende Pedro ooit een dakloze was, een jongen van Portugese afkomst, over wie de acteur zich had ontfermd. ‘Hij woont hier niet meer,’ zegt Paul Codde op terloopse toon, ‘ze hebben zijn internet afgesloten of zo, en daarom komt hij vanmiddag hier eventjes chatten of e-mailen.’
........... In de bomen van zijn tuin tinkelen windklokjes. Hun lieflijke geluid staat in schril contrast met een rothweiler en een andere hond die ons achter een hek toeblaffen.
........... ’t Zal wel een biochemisch proces als een ander zijn, maar die windklokjes, in combinatie met de eerste herfstkleuren, blazen mij een mooie zin uit ‘Hamlet’ in: ‘In hemel en op aarde is méér, Horatio, dan waar je wijsbegeerte van durft dromen.’ Een beroemd gevleugeld woord, maar ook niet meer dan dat. Als openingszet stel ik een breedspectrumvraag aan Paul Codde, waarvan ik de gevolgen op dat moment nauwelijks kan bevroeden.
<HUMO> Wat is het markantste feit uit je leven tot nog toe?
<PAUL CODDE> « Wat gek dat je het woord markant gebruikt.»
<HUMO> Hoezo?
<CODDE> « De voornaam Marc klinkt erin mee. Marc is mijn overleden vriend Marc Andries, een acteur en regisseur, die in dit huis heeft gewoond. De beste vriend die ik ooit heb gehad, ook al hadden we dan geen seksuele relatie. Zes jaar geleden kreeg ik een telefoontje van iemand uit Genk – een zekere Peter die ik lang daarvoor ooit éénmaal had ontmoet in een opnamestudio : ik kende hem dus nauwelijks. ‘Hoe gaat het nu met je ?’ wilde die weten. – Niet zo best, was m’n antwoord – Nog altijd niet ? wilde hij weten . – Zeg wat weet gij van mij ? … Het ging inderdaad niet goed, want ik had toen een zware depressie. ‘Eigenlijk weet ik dat je er slecht aan toe bent,’ antwoordde hij, ‘want ik zie de aura van mensen.Altijd !’ Hij had tijdens die ene vluchtige ontmoeting dus gezien dat ik me niet goed voelde, hoewel ik daar niks van had laten merken. Ik begreep nog steeds niet waarom hij mij zomaar zonder reden had opgebeld . Hij kon me nog meer vertellen : ‘Ik krijg regelmatig bezoek van entiteiten,’ en één van die entiteiten had hem gezegd : ‘Neem contact op met Paul Codde, het gaat niet goed met hem.’ Dat was dus de entiteit Marc. De dag dat ik zes jaar geleden dat telefoontje kreeg, was het belangrijkste keerpunt in mijn leven.»
<HUMO> Fantastisch eigenlijk . En hoe ging het verder ?
<CODDE> « Ondertussen zijn er zóveel dingen gebeurd. Die jongen die je hier net hebt zien zitten, Pedro, is ook zo iemand: die treedt uit zijn lichaam alsof het niks is. Die zevenentwintig jaar dat ik voor radio en televisie en in het theater heb gewerkt, is maar een aanloop geweest voor datgene wat ik nu van plan ben te doen. Die Peter heeft mij een dikke maand geleden opnieuw opgebeld, met ‘nieuws van boven’, zal ik maar zeggen. »
<HUMO> Waarom wordt die man niet gek? Als hij het al niet is.
<CODDE> «Ik ben blij dat jij je dit realiseert.Daarom is dit interview zo belangrijk . Het kan er voor zorgen dat de weerstand bij de anderen naar dat soort mensen verdwijnt . Als ik met hem uit eten ga, ga ik altijd in een hoek van het restaurant zitten, zodat hij alleen maar naar míj hoeft te kijken. Hij heeft een tijd geleden z’n auto verkocht, want hij was constant een gevaar op de weg: uit alle auto’s ziet hij vlammen komen, en die vertellen hem of de inzittende gelukkig is of niet, boos, agressief of misschien wel zeer liefdevol . En dat houdt nooit op! Probeer je dan maar eens op het verkeer te concentreren. Peter brengt ook overleden kinderen naar Het Licht: een prachtig werk. Bijvoorbeeld kinderen die omgekomen zijn in een auto-ongeluk: hun ziel blijft hier op aarde hangen, want die kinderen weten meestal niet dat ze dood zijn. Die worden dan door iets dat ik voor het gemak maar ‘engelen’ zal noemen, naar het Licht gebracht. Met de hulp van een mens zoals Peter o.a. Want zoals hij zijn er velen over de hele wereld . Het verhaal van de allereerste keer dat Peter een kind naar het licht bracht, heeft hij voor me neergeschreven, en heb ik ondertussen al enkele keren op een begrafenis voorgelezen. De nabestaanden worden er blij van. Ze hebben namelijk gehoord wat er wérkelijk aan de hand is, want de dienstdoende pastoor is alleen maar over het leed en het verdriet bezig, en over de pijn het gemis en de smart. Er zijn ook pastoors die niet willen dat ik die tekst voorlees: ‘Dat past niet in mijn dienst, meneer Codde.’ Als hij die tekst heeft gelezen, denkt zo’n pastoor natuurlijk: ‘Daar gààt mijn broodwinning.’»
<HUMO> Je had het daarnet over ‘nieuws van boven’. Wat is dat?
<CODDE> « Ik moet het zeer aards uitleggen.»
<HUMO> Daar heb ik geen probleem mee.
<CODDE> « Alles is energie, en alles heeft zijn frequenties, zoals een radio- of televisiezender. Allemaal zijn wij zenders en ontvangers tegelijk. Er zijn mensen die, bij wijze van spreken, televisieprogramma’s kunnen ontvangen op hun radio. Dat zijn mensen die doorheen de sluier kunnen kijken, en dus contact hebben met overledenen. Als ik voor een theaterregie ineens een maf idee krijg, dan denk ik: ‘Waar komt dít in godsnaam vandaan?’ Maar ik weet het eigenlijk wel: ’t is Marc die me iets ingeeft. Pedro was er eens bij op het moment dat ik zo’n idee kreeg. Hij begon te lachen. Ik: ‘Wat valt er te lachen?’ ‘Marc staat vlak achter je,’ antwoordde hij.
........... » Maar we hadden het over nieuws van boven, hè? Peter zei me onlangs: ‘Ik heb de opdracht gekregen om aan jou te vragen of jij de bescherming van “het kind in het kind” op jou wil nemen.’»
<HUMO> En was het voor jou meteen duidelijk wat boven daarmee bedoelde?
<CODDE> « Neen, maar ik heb een sterk vermoeden waar het om gaat: de aarde is aan het overgeven, hè, de planeet is grote schoonmaak aan het houden. Maar uitgerekend nu moeten we, met het oog op de toekomst èn op de kinderen, vooral niet doemdenken.
........... » Ik trek mensen met mediamieke gaven aan als een klontje suiker de wespen ,fantastisch. Terwijl ik daar niets voor doé! Ze bellen mij gewoon op! Een maand of drie geleden wilde ik aan een mondiale groepsmeditatie meedoen: op een afgesproken uur zouden mensen overal ter wereld synchroon beginnen te mediteren ten gunste van onze aardbol. Nu zit ik niet graag in m’n eentje te mediteren, en wat gebeurde er? Een zekere Petra, die mij totaal onbekend was, belde mij out of the blue op: of ik bij haar wilde komen meedoen aan een mondiale groepsmeditatie. Zulke dingen overkomen me vaak. Ik was met een andere vriend van me, Bart, in Oostende op het strand aan het wandelen. Hij is een Nieuwetijdskind, iemand die op aarde is om de nieuwe tijd te helpen vormgeven. Zijn blote voeten in het zand, deden hem eraan denken dat hij als kind heel laat had leren lopen. ‘Ik hoefde ook niet te leren lopen,’ zei hij, ‘want ik werd gedragen’, en het was niet zijn moeder die hem droeg, hè?»
<HUMO> Een andere vrijwilliger dan?
<CODDE> « Neen, zulke mensen treden uit hun lichaam, en ze zijn waar ze wíllen zijn. Pedro is er ook zo eentje: hij zit hier aan tafel, en ineens zegt hij: ‘Ik moet eventjes naar Lissabon,’ en wèg is-ie! Zijn lichaam blijft hier aan tafel zitten, maar zijn ziel is in Lissabon.»
<HUMO> Als zijn ziel op reis is, valt er dan nog een gesprek met dat achtergebleven lichaam aan te knopen? Of moet je, met je vingers op tafel roffelend, even wachten tot zijn ziel terug is?
<CODDE> « ’t Is een erg schizofrene situatie, die het leven bepaald lastig maakt voor die mensen. Zulke mensen oordelen ook nooit – ze zeggen alleen maar: ‘Dit voelt goed aan, en dàt slecht.’ Ze stellen het zonder meer vast. Daardoor nemen ze soms beslissingen waarbij wij, gewone mensen, meteen uitroepen: ‘Maar mannetje toch! Je loopt in je ongeluk!’ Wij denken na, zij wíllen niet nadenken, zij weten.Zij voelen . Enkele jaren geleden ging ik hier in Brasschaat naar de begrafenis van Arthurtje, een elfjarig jongetje. Pedro wilde eerst niet met me mee, maar achteraf dook hij er toch op: die had van boven de opdracht gekregen om toch te gaan. Hij zei me achteraf dat hij Arthurtje gezien had: toen zijn moeder haar schitterende toespraak beëindigde en door al de aanwezigen in de kerk getrakteerd werd op een oorverdovend applaus , deed de entiteit Arthurtje de adventskrans, die in de nok van de kerk hing, draaien. Terwijl iedereen naar die moeder zat te kijken, was Pedro op de entiteit Arthurtje gefocust. Ik heb al vaak tegen Pedro gezegd: ‘Speel niet meer met de doden! Stop ermee!’ Hij was vier toen zijn moeder stierf. Kort na haar begrafenis, zei hij plots: ‘Mama is thuis! Ze is hiér!’ Daarvoor werd hij natuurlijk hard uitgelachen, en vanaf dat moment begon hij zich af te sluiten. En zijn speeltuin was, net als dat jongetje in ‘The sixt sense’, de kerk. Hij was niet van het doksaal weg te slaan. Dat mocht van de pastoor: die had gezien dat er iets raars met dat mannetje aan de hand was, dat het een bepaalde gave had. Toen Pedro ‘The sixt sense’ zag, was hij verschrikkelijk ontroerd, alsof hij zijn eigen kindertijd terug zag. Hij heeft nadien hartverscheurend zitten huilen. Hoe zou het komen dat er tegenwoordig zoveel films à la ‘The sixt sense’ uitkomen, denk je? ’Powder’, ‘Indigo’ ‘ The 4400’: al die personages zijn Nieuwetijdskinderen. Om dan nog te zwijgen van ‘ What the Bleep do we know’ , ‘The Secret ‘, ‘De Celestijnse Belofte’, ‘een Ongewoon gesprek met God’ en ‘Worden Wij Wakker‘ waarnaar mijn T-shirt refereert .»
<HUMO> Wat je me nu zit te vertellen lijkt je volledig in beslag te nemen. Alsof je er een dagtaak aan hebt.
<CODDE> « Volledig! Een dagtaak? Zeg maar gerust: een levenstaak. Ik ga op eigen kosten een documentaire maken over al die verschijnselen. Opdat de mensen er zich steeds meer bewust van zouden worden dat er mensen zijn die hun gedachten kunnen lezen en hun aura kunnen zien. Al die wonderlijke fenomenen ... ik ken twee mannen die in een boom kunnen gaan zitten.»
<HUMO> Ik wil niet opscheppen, maar dat kan ik ook, al ben ik dan paranormaal onbegaafd.
<CODDE> « Ik bedoel dat ze als het ware in die boom opgaan, letterlijk: ze passen hun lichaamsfrequentie zodanig aan de frequentie van een boom aan, dat ze helemaal in die boom kunnen verdwijnen.
<HUMO> Heb je dat pijnlijke proces met je eigen ogen gezien?
<CODDE> « Van iemand die voor Humo werkt, had ik zo’n vraag verwacht . Twee eeuwen geleden had iemand in Palestina daar een woord voor : ongelovige Thomassen...Maar toch slaagde Jezus er in brood en vissen te manifesteren met z’n gedachtenkracht ... en daar waren veel getuigen bij .
<HUMO> Waarom is dat geen wereldnieuws geworden, dat alle andere wereldnieuw voorgoed verdringt?
<CODDE> « Wat doen de meeste media met graancirkels, om maar één voorbeeld te noemen? Die halen eventjes de krant, en daarna wordt er weer in alle talen over gezwegen.»
<HUMO> ’t Is al tot vervelens toe bewezen dat graancirkels mensenwerk zijn, Paul.
<CODDE> « Dat heb jij gezegd .Neem bvb. De Bijbel. Geschreven door mensen die naar de aarde kwamen om ons te begeleiden . Maar hoeveel verschillende soorten uitleg worden er aan dit boek gegeven? Hoeveel verschillende religies zijn er ? Hoeveel interpretaties bestaan er ? Begrijp goed dat woorden en uitleg beperkt en beperkend zijn .En gefilterd worden door het computerprogramma waarop we op dat moment op draaien . Vandaar dat ze hierboven hebben gekozen voor een universele en interdimensionale taal . Een geometrische codering in vormen en tonen, die door elke taal en door elk filter heen gaat en direct begrepen wordt door ons onderbewustzijn . Lees in dit verband eens ‘De Kunst van Creëren van Janosh .
<HUMO> Maakt je geloof in al die dingen je ook gelukkiger?
<CODDE> « Natuurlijk! Ik ben verlost van de aandrang om de beste te zijn, want allemaal zijn we wat we zijn, en dat is voldoende. In deze fase van mijn leven moet ik ervoor zorgen dat de kinderen kinderen mogen blijven, ik wil hun onbevangenheid vrijwaren. En ik weet dan ik daardoor veel weerstand zal oproepen, en daar zal ik mee moeten leren omgaan.»
<HUMO> Is die paranormale sector niet hét werkterrein van oplichters, flessentrekkers, zakkenwassers, kwakzalvers en charlatans?
<CODDE> « Wie zonder zonde is,werpe de eerste steen !»
<HUMO> Krijg je weleens te horen: ‘Paul Codde, laat je nakijken’ ?
<CODDE> « Dat gebeurt. Maar ik wéét dat ik perfect in orde ben, en veel evenwichtiger dan vroeger. Ik maak ook geen mensen verdacht, ik oordeel in alle geval zo min mogelijk. Bij de Baganda in Stanley’s Route noemde men mij de dorpsidioot, en de tovenaar . Dit zijn waardevolle complimenten !»
<HUMO> Acht je het mogelijk dat je op een dag zegt: ‘Ik heb jarenlang in volslagen onzin geloofd?’
<CODDE> « Wat jij onzin noemt, noem ik misschien zinvol en omgekeerd . Accepteer dat met respect . En je zet de eerste stap naar een liefdevolle wereld .
<HUMO> Beschik je zelf over een of andere ‘paranormale gave’?
<CODDE> « Neen. Maar dat ik zo’n gave niét heb, vind ik dan weer heel belangrijk, want als ík zou gaan zweven, krijg ik geen krediet meer van mensen die met beide benen op de grond staan.»
<HUMO> Je hebt niet de indruk dat je zweeft.
<CODDE> « Ik ben juist heel realistisch, ík zorg hier voor de aardse dingen: ik vul de voorraad in de koelkast aan, en zorg dat er eten op tafel komt. En de mensen om me heen die wèl zweven, haal ik af en toe een beetje naar beneden. Een tijd geleden moesten Pedro en ik zijn broer voor een spoedbehandeling naar de kliniek brengen. Er kwam een lijkwagen het parkeerterrein opgereden, en er werd een kist uitgeladen, die zo te zien naar het mortuarium moest. Ik zag dat die kist Pedro als een magneet aantrok, en dat hij dus op het punt stond uit te treden om met die dode kennis te maken. Toen moest ik roepen: ‘Pedro! Hiér blijven! Dúrf niet, hè! Een dode is geen speelgoed!’»
<HUMO> Ik las een tijd geleden in de krant dat je ook de initiatiefnemer van een Knuffelactie bent. Je biedt voorbijgangers op straat dus een knuffel aan, helemaal gratis.
<CODDE> « Daar ben ik twee jaar geleden op de Meir in Antwerpen mee begonnen, en ik was behoorlijk bang. Want je staat toch voor schut, hoor, naast je bord met ‘Gratis knuffels’ erop. En niemand die je in het begin uit je lijden komt verlossen .Pijnlijk, maar tóch blijven staan, hè, ervan doordrongen dat het goed was wat ik deed. Mijn moeder, die zesennegentig is, zei: Je gaat jezelf belachelijk maken !’ En een jongetje dat toen 11 was zei ongeveer hetzelfde .Angst slaat toe op elke leeftijd .
<HUMO> Je Knuffelactie in een kliniek is niet geheel vlekkeloos verlopen, hè?
<CODDE> « Angst overheerst onze wereld! De directrice van dat ziekenhuis wou niet luisteren naar mijn verhaal. ‘Mevrouw, ik wil alleen maar mensen omarmen, en ze komen uit vrije wil op me af.’ ‘Ik wil het niet hóren,’ zei ze, waarop ik antwoordde: ‘Jezus Christus is ook met een blijde boodschap op aarde gekomen, maar ze hebben hem aan het kruis genageld.’ - ‘Ik ga niet met u in discussie, meneer’ – en toen heb ik gezegd: ‘de Sint......, naar wie uw kliniek is genoemd, behoorde toch ook tot die goedbedoelende club, hè?’ En toen heeft ze de politie opgebeld.»
<HUMO> Die directrice verdacht je ervan dat je kinderen aan het lokken was.
<CODDE> « Ja, de politie stond opeens voor mijn deur.Twee combies vol mannen en één vrouw . Ik heb hen mijn bedoelingen uitgelegd, en ze leken die min of meer te begrijpen: ‘Goed, meneer, maar wij moeten ons werk doen: mogen wij je mobilhome inspecteren?’ ‘Geen probleem’ ....Achteraf ben ik met hen naar het bureau meegegaan, en daar werd mij de aanklacht voorgelezen . Ik zou kinderen , met speelgoed hebben gelokt naar mijn camionet ... Ik weet dat zoiets door angst wordt ingegeven . Maar ik zei het al: ik moet met dat soort weerstand leren leven.»
<HUMO> Je had het daarnet al even over Stanley’s route: je werd nogal snel uit dat programma weggestemd, en je stortte in toen je vernam dat je naar huis moest. Ik vond je reactie buitengewoon hevig, moet ik zeggen.
<CODDE> « De producer had me gezegd dat ik vooral mezelf moest zijn in Afrika. Dat heb ik gedaan, maar als je in de brousse in een zwembroek rondloopt, en dat wordt je kwalijk genomen, dan klopt er volgens mij iets niet. Bij die stam waar we terechtkwamen, de Baganda’s, zag ik dat die zwarten, door de aanwezigheid van camera’s, er alles aan deden om zo westers mogelijk te lijken. Ze dachten dat ze daardoor in onze achting stegen. Wat doen West-Europeanen als ze daar aankomen? Net hetzelfde als in West-Europa – ook in Afrika hebben ze dus niets anders dan westerse verwachtingen. Ik hoor Freddy De Kerpel nog zeggen: ‘Ik zou me hier makkelijk kunnen aanpassen. Je bouwt een hotelletje met zwembad, en je legt een golfterrein aan, en je bent in het paradijs.’ Komaan zeg! Alles wat juist niét westers was, deed mij aan het paradijs denken. Ik was de enige van ons team die daar op blote voeten liep, de enige die ’s nachts buiten sliep.»
<HUMO> Je wilde een zwarte zijn.
<CODDE> « Een zwarte onder de zwarten, ja. En wat zag ik mijn teamgenoten denken? ‘Nu is Codde helemaal zot geworden.’»
<HUMO> Aan het begin van dit gesprek zei je dat je zes jaar geleden met een zware depressie kampte.
<CODDE> « Ja, en ik ben bijna vergeten dat ik die heb gehad. Die depressie had te maken met het feit dat ik mezelf, mijn eigen leven, afhankelijk had gemaakt van de goodwill of de noden van een andere persoon: ik was toen verliefd op iemand. Een jongen die er zelf behoorlijk onderdoor zat op dat moment. En ik maar troosten en troosten, tot ik niets meer over had om mezelf te troosten. Ik heb in mijn leven vaker mensen moeten troosten: de acteur Werner Kopers bijvoorbeeld, die zich ondertussen ook al 11 jaar in betere regionen bevindt . Hij was mijn allereerste vriendje . “Wernieken”mocht ik hem noemen . Een eenzaat van het zuiverste water, die op de duur helemaal niet meer onder de mensen kwam. Oók een slachtoffer van angst. Ik heb hem de laatste tijd een paar keer om vergiffenis gevraagd,want toen hij nog leefde wou ik hem soms niet altijd begrijpen .... Laatst zei iemand me dat mijn rol in ‘Sara’ hem erg aan Werner deed denken. En dat is een groot compliment .
<HUMO> Heb je, toen je jong was, er hevig naar verlangd om acteur te worden?
<CODDE> « Ja. Ik had geen ander talent, dacht ik toen. Ik heb na de middelbare school één jaar in de Germaanse filologie rondgehangen – niks voor mij – en daarna ben ik naar de toneelschool gegaan. Toen ik eenmaal was afgestudeerd, heb ik nooit grote rollen wíllen spelen. Ook omdat ik geen zin had om heel veel tekst uit het hoofd te leren. Ik denk dat ik een beetje lui ben. De rol van Marnix in ‘Sara’ heeft voor mij de juiste maat: ik hoefde, in tegenstelling tot de hoofdrollen, niet elke dag op de set te staan, en ook niet avond aan avond tekst te memoriseren. Voor ‘Sara’ heb ik ook de angst om te spelen moeten overwinnen, wat goed was.»
<HUMO> Ik weet dat je zevenentwintig jaar als omroeper aan de openbare omroep verbonden bent geweest. Heb je eigenlijk wel genoeg geacteerd in je leven? Uiteindelijk is acteren toch het vak waarvoor je ooit bent opgeleid, een vak ook waar je ooit naar hebt verlangd.
<CODDE> « Ik ben u in Mechelen een stuk aan het regisseren, en dat zal wellicht mijn laatste werk in het gewone theater zijn. Ik wil nog wel theater maken, op voorwaarde dat het in het verlengde ligt van de spirituele weg die ik nu aan het bewandelen ben. Ik ben een stuk aan het schrijven – werktitel: ‘Angelino’s’ – over mensen die zich er ineens van bewust worden dat ze engelen zijn. Ik geniet van het relatieve succes dat ik nu door ‘Sara’ heb: Hierdoor wordt een interview als dit mogelijk gemaakt . Toen ik nog televisieomroeper was, zou ik zo nooit gesproken hebben . Ik ging naar de Gentse Feesten om zoveel mogelijk herkend te worden (lachje). Televisiebekendheid is zeer verlokkelijk: als de politie je wegens een verkeersovertreding een boete wil geven, heb je de neiging om te zeggen: ‘U gaat míj toch geen boete geven?’ Maar van die houding ben ik helemaal af.»
<HUMO> Eigenlijk is je rol in ‘Sara’ een comeback voor jou.
<CODDE> « Ja, maar ík heb die comeback niet geregeld, mijn comeback ís voor mij geregeld.»
<HUMO> Welke regieaanwijzingen heb je gekregen om Marnix te kunnen spelen?
<CODDE> « Ik moest overdrijven, erover gaan. En daarvoor heb ik toch eerst even enige schroom moeten overwinnen.»
<HUMO> Je speelt hem bijna burlesk, zoals heteroseksuele mannen weleens een nicht durven neer te zetten. Veel homo’s willen zich daar niet in herkennen.
<CODDE> « Dat begrijp ik, maar toch zijn er homo’s die in het ware leven nóg verder gaan dan ik in ‘Sara’. En hoe! Heb je café Le Petit Paris in Gent nog gekend, of de homobar Cherry Lane in Gent? Het stikte daar van de Marnixachtige nichten: die gasten spraken in oneliners! De giftigste oneliners eerst! En dan dat wereldje van de transseksuelen en de travestieten: óók heavy hoor. Ik heb nog een transseksueel gekend die op de Kortrijkse Steenweg achter het raam zat. Ik heb in dat bordeel ook eens achter het raam gezeten, voor de kick. Tot er een Jaguar stopte: ‘Nu ga ik maar beter weg, ’t is niks voor mij’ (lacht) Ik heb me nooit echt tot dat milieu aangetrokken gevoeld, maar ik zat toen wel in een levensfase – de jeugd, nietwaar? – waarin ik vond dat je alles moest kunnen en durven. Je kon wel lachen in dat wereldje, heel af en toe ook wrang. Om wat de hoerenmadam Jeannot zo allemaal uitsloeg, toen een bijna mythische figuur op de Kortijkse Steenweg – een vrouw van wie ik me niet kan voorstellen dat een man heet van haar wordt, maar goed: het uiterlijk schijnt in dat soort commercie niet al te belangrijk te zijn. Hugo Claus heeft nog een personage naar haar gemodelleerd in zijn toneelstuk ‘Het haar van de hond’. Die vrouw had twee dalmatiërs. Ze vroeg me met mijn toenmalige vriendje, te eten: ze had entrecotes klaargemaakt, maar veel te veel. Het overschot gooide ze zomaar naar haar dalmatiërs. Ik riep: ‘Maar Jeannot toch! En dat terwijl er zoveel arme Biafraantjes zijn!’ ‘Mijn honden lusten geen Biafraantjes,’ zei ze.»
<HUMO> Het is me opgevallen dat je het in interviews vaak over je minderwaardigheidscomplex hebt gehad. Weet je ondertussen al waar dat vandaan komt?
<CODDE> « Ik ben heel streng opgevoed. Mijn vader was – ik noem even zijn volledige titel – eerstaanwezend commissaris met gerechtelijke opdrachten bij het parket van Gent. En zijn zoon was homoseksueel, die opgroeide in een milieu dat homoseksualiteit des duivels vond, en in een tijd waarin die geaardheid veel minder geaccepteerd werd dan nu. De kreet ‘Vuile choco!’ was niet van de lucht in de jaren zestig. Toen ik veertien was, begon ik me van mijn homoseksualiteit bewust te worden: ik keek altijd naar de gulpen van de leraren, en dàt ik dat deed, vond ik heel raar. Ik kon daar uiteraard met niemand over praten. Als er bij mij thuis al eens over homo’s werd gepraat, was de uitdrukking ‘branden in de hel’ nooit ver weg. Ik was een volslagen buitenstaander, en ik ben blij dat ik dat gevoel van isolatie toen al heb meegemaakt. Ik kan me nu uitstekend inleven in een buitenbeentje als Pedro: als die bijvoorbeeld naar een theatervoorstelling gaat, komt hij keer op keer ziek thuis. Zeer zware kopppijn, scheuten aan de hartstreek, braakneigingen . De negatieve energiën van de mensen om hem heen, komen bij hem naar binnen, want hij staat meestal zo open als een huis zonder muren . ‘Ach, geef hem een pil,’ zegt de huisarts dan, ‘geef hem antidepressiva.’ Ik weet wel beter: we stappen de auto in en rijden naar het bos van Brasschaat. ‘Kies maar een boom uit,’ zeg ik dan, ‘en ga ertegen staan.’ En na tien, twintig minuten is hij helemaal opgekikkerd. Al die rotzooi trekt dan de grond in. Dankuwel Moeder aarde !»
<HUMO> Laten we nog even bij je jeugd verwijlen.
<CODDE> « De toneelschool was een bevrijding: in mijn klas zaten nog twee andere homo’s. Maar die onuitgesproken homoseksualiteit, waarover ik het met niemand kon hebben, heeft mijn jeugd wel getekend, denk ik. Mijn zus, die anderhalf jaar ouder was,was de eerste mens in mijn leven met wie ik openlijk over mijn geaardheid gesproken heb. In mijn puberteit heb ik meer dan eens gedacht: ‘Ik ga er een eind aan maken.’ Ik was buitengewoon melancholiek. Ik volgde toen voordrachtles in de academie van Gentbrugge. Als ik te vroeg was, ging ik nog wat wandelen in de omgeving van “Gentbrugge-brugge”. Daar stond een treurwilg , en ik liep voortdurend door de laaghangende twijgen van die boom – ’t was op de duur een soort ritueel. Ik werd er verdrietig van, maar evengoed beleefde ik er ook plezier aan. Het merkwaardige is dat een latere vriend van me ooit vertelde dat hij als puber op diezelfde plek altijd ging plassen. We gingen dus allebei naar die plek voor een soort ontlading. Straf, hè? Die andere jongen is overigens ook een Nieuwetijdskind, een Sterrenkind om precies te zijn. Er zijn heel veel Sterrenkinderen die geen textiel kunnen verdragen, en hij dus ook : als hij hier op bezoek is, is het eerste wat hij doet: al zijn kleren uittrekken.Moet kunnen . Eén keer Stanley’s route kan volstaan ! »
(rv)